Toelichting bij de Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2009
Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van een wetswijziging in de Wet werk en bijstand
waarin van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand is
gemaakt. Hiermee staat de regeling open voor eigen beleidsregels van de gemeente.
Deze benadering sluit aan bij het uitgangspunt om, daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en
verantwoordelijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal
maatwerk te kunnen leveren1. Een aantal punten vult de wetgever zelf in, onder meer de wijziging van
de minimale leeftijd van 23 jaar naar 21 jaar. De doelstelling van de langdurigheidstoeslag blijft
onveranderd, te weten het op aanvraag bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig
op een laag inkomen is aangewezen.
De gemeente kan zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen.
Een belanghebbende komt slechts eenmaal per 12 maanden voor de langdurigheidstoeslag in
aanmerking. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen,
zoals het begrip 'laag inkomen' en welke termijn aan het begrip 'langdurig' verbonden wordt.
Op grond van artikel 8, in combinatie met artikel 36 van de Wet werk en bijstand, stelt de
gemeenteraad van Breda de Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2009 vast.
Artikelgewijze toelichting
In onderstaande toelichting wordt ingegaan op een aantal artikelen, dat toelichting behoeft.
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening
voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal
gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk
aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op 3 jaar, ofwel 36 maanden voorafgaand aan de
peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip 'langdurig'. Dus over de duur van de
referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.
Artikel 2 Doelgroep
De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn
ingevuld.
Lid 2. Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om
personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden
dat een recht op de langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.
a. Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij arbeidsmarktperspectief hebben. Om te
voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie middels
avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de
studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers
alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat
om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beide een uitkering op
grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als
gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is
voldaan.
b. We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ instelling. De term AWBZ instelling kan
namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen
als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ instellingen zijn. De bedoeling van
de regeling is echter alleen die bewoners tot de doelgroep te rekenen die redelijkerwijs ook de kosten
maken waarvoor de langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet
voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en
In het Bestuursakkoord Rijk en Gemeenten 2007 is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar
gemeenten.