>>H$: Gemeente Breda
Registratienr: 33213]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: VSO/JP
Agendapuntnummer: 5a Aantal bijlagen: -
Betreft:
Delegatie van de bevoegdheid tot het nemen van projectbesluiten aan het college van burgemeester en
wethouders.
Inleiding
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In de wet is de bevoegdheid tot het
nemen van projectbesluiten geattribueerd aan de gemeenteraad. Ondanks dat het voornemen bestaat
om van de bevoegdheid zeer terughoudend gebruik te maken, is het om meerdere redenen wenselijk
om in voorkomende gevallen het college te laten beslissen.
Voorstel
de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op een verzoek om een projectbesluit en de bevoegdheid
tot een daaraan gekoppeld exploitatieplan vast te stellen te delegeren aan het college van burgemeester
en wethouders onder de voorwaarden dat:
1van de bevoegdheid met grote terughoudendheid gebruik wordt gemaakt en het project
rechtstreeks te herleiden is naar een in een structuurvisie of een uitwerking daarvan verankerd
gemeentelijk beleidsdoel.
2. geen projectbesluiten worden genomen in of voor gebieden waar korter dan 3 jaar geleden een
bestemmingsplan onder de nieuwe Wro is vastgesteld.
Motivering/T oelichting
Op basis van de nieuwe Wro is de raad bevoegd tot het nemen van een projectbesluit.
Aan een projectbesluit worden net als een bestemmingsplan door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en
het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalde vormvereisten gesteld waaronder een goede ruimtelijke
onderbouwing. Daarnaast kan aan het projectbesluit, even als aan het bestemmingsplan, voorschriften
en beperkingen worden gekoppeld, zoals bepaalde percentages van het projectgebied die benut moeten
worden voor sociale koop- of huurwoningen of particulier opdrachtgeverschap. Tevens kan aan een
projectbesluit, net als aan een bestemmingsplan, een exploitatieplan worden gekoppeld.
De procedure is gelijk aan die van het bestemmingsplan (afdeling 3:4 Awb juncto art. 3.11 Wro). Tegen
het projectbesluit staat echter beroep in twee instanties open wat nadelige consequenties heeft voor de
doorlooptijd. De initiatiefnemer, die vaak zo snel mogelijk zijn plan wil realiseren, is hierbij niet gebaat.
Het projectbesluit is de eerste fase van het bestemmingsplan en moet, in beginsel, binnen 1 jaar worden
ingepast in een bestemmingsplan. Deze termijn kan worden opgerekt tot 3 jaar als uit een "Plan van
aanpak bestemmingsplannen" blijkt dat voor het gebied een bestemmingsplanherziening op stapel staat
en tot 5 jaar als meerdere aaneengrenzende projecten moeten worden ingepast. De leges ten aanzien
van een project kunnen pas worden geheven als het projectbesluit is vertaald in een bestemmingsplan.
Verder kan tegen een bestemmingsplan, dat zijn grondslag vindt in een projectbesluit, mits het ontwerp
tijdig ter inzage is gelegd, geen zienswijzen of beroep meer worden ingesteld.
Als de procedure en de ambtelijke capaciteit voor het projectbesluit inclusief bestemmingsplan worden
vergeleken met de procedure voor een bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat tijd- en
capaciteitswinst wordt geboekt als direct een bestemmingsplan wordt gemaakt.
Naast de hierboven vermelde procedurele kanttekeningen en personele capaciteit heeft het projectbesluit
financiële gevolgen. Ten aanzien van het met een projectbesluit gerealiseerd project mogen namelijk pas
(bouw)leges worden geïnd, indien het is opgenomen in een bestemmingsplan. Dit betekent dat er een
specifieke financiële administratie moet worden opgezet, hetgeen personele capaciteit vergt. Daar komt
bij dat de legesinkomsten vervallen als niet binnen 6 maanden na de termijn van inpassing het
-1-