Gemeente Breda Registratienr: 33463] Raadsvoorstel Dienst/afdeling: VSO/JP 2. Vooropgesteld wordt dat op korte termijn zeker nog geen algehele herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek is te verwachten. De eigenaar van het pand Brielsedreef 56 heeft aangegeven zijn huidige woning te willen slopen en te willen herbouwen op een locatie verder van de weg af. Herbouw van woningen in het buitengebied is op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek al mogelijk. Hiervoor is echter een bestemmingswijziging noodzakelijk (bestemming in vigerende plan is Agrarisch bouwvlak). Dit is overigens op grond van het vigerende bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid al mogelijk gemaakt. De provincie wilde aan dit wijzigingsplan ex artikel 11 WRO geen medewerking verlenen omdat formeel volgens hun beleid op de bestaande fundering moest worden herbouwd en alleen in bijzondere omstandigheden hiervan kon worden afgeweken. Vanwege dit standpunt van de provincie is toen besloten voor dit verzoek een formele bestemmingsplanherziening op te stellen. 3. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de raad bestemmingsplannen mag vaststellen. Deze wet geeft verder geen beperkingen aan het tijdstip dat dit kan of mag gebeuren. In het bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek is het al mogelijk gemaakt om woningen te herbouwen voorzover zij zijn gelegen binnen de bestemming 'Woondoeleinden'. Hierbij is geen voorwaarde opgenomen over terugbouw op de bestaande fundering. Nu echter een wijziging van de bestemming noodzakelijk was (zie hiervoor ook ander 2) en hiervoor geen goedkeuring werd verkregen is alsnog besloten dit te repareren via een planherziening. 4. Deze zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen. 5. Het is inderdaad juist dat de bestemming 'agrarisch' in het plan voor de Brielsedreef 56 enigszins afwijkt van de bestemming 'agrarisch gebied' in het bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek en dat hierdoor de percelen van één eigenaar een afwijkende bestemmingsregeling hebben. Deze wijzigingen zijn naar onze mening echter zodanig dat geen afbreuk wordt gedaan aan de rechtzekerheid. 6. Vermindering van geluidsoverlast is niet de motivering van de planherziening maar is wel de reden om niet op de bestaande fundering te hoeven bouwen. De voornaamste reden is dat we het mogelijk willen maken voor belanghebbende op het perceel een woning te kunnen bouwen anders dan op de bestaande fundering. De mening dat door de planherziening andere toetsingskaders ontstaan die een volledige heroverweging vragen delen wij niet. Het onderhavige plan is opgezet op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening waarin eisen worden gesteld aan de manier waarop plannen wordt gemaakt. Deze eisen hebben ook betrekking op de planregels zelf (voorheen voorschriften). Hiermee is in het onderhavige plan al rekening gehouden.Dit heeft er toe geleid dat het pl;an op onderdelen kan afwijken van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek. Bovendien zijn de planregels aangepast aan nieuwe inzichten en veranderde omstandigheden waardoor wellicht op onderdelen een beperkte afwijking van de regels voor deze bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek ontstaat. Deze regels zijn echter alleen van toepassing op het gebied waarvoor het bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek Brielsedreef 56 is opgesteld en niet voor het gehele buitengebied van Prinsenbeek.Zij hebben derhalve vooralsnog een beperkt werkingsgebied en behoven derhalve geen algehele toetsing als door reclamanten wordt bedoeld. 7. Voorop moet worden gesteld dat de gemeente van belanghebbende niet heeft geëist dat de woning wordt verplaatst in verband met de geluidssituatie ter plaatse van de woning. De belanghebbende heeft zelf aangegeven de bestaande woning en bijgebouwen te willen slopen en te willen herbouwen op een andere locatie, verder van de weg af. Die situatie is beoordeeld en hiervoor is nu ook een herziening van het bestemmingsplan opgesteld. Conclusie. Deze zienswijze voor wat betreft de zienswijze ten aanzien van de planregels gegrond te verklaren en voor het overige ongegrond. 3. Familie Sloven. Inhoud zienswijze. Is tegen het feit dat middels deze planherziening ter plaatse agro-industrie kan worden gevestigd. Zijn van mening dat onder het mom van wijziging van agrarisch naar woondoeleinden nu agro- industrie kan worden gevestigd hetgeen zowel vanuit geluid als vanuit woonbeleving onaanvaardbaar is.Op deze manier worden burgers volgens reclamanten op het verkeerde been gezet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2008 | | pagina 151