Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 33396]
Dienst/afdeling: BEL
HMü
o gevolgen waardebezwaarschriften (inschatting waarde-effecten 2009);
o leegstand niet-woningen (aanname op basis ervaringscijfers);
o vrijstelling woondeel in niet-woningen;
o oninbare posten (ongeveer 0,3%).
Met ingang van 2009 geldt niet meer een tarief per waarde-eenheid van 2.500,-- maar een percentage
van de waarde. Dit betekent ook dat de afronding van een getaxeerde waarde naar beneden op een door
2.500 deelbaar bedrag niet meer hoeft plaats te vinden, en dat er geen opbrengstverlies is door deze
afronding. Dit voordeel (voor de belastingbetaler) van plusminus 0,4% is verdisconteerd in de nieuwe
tarieven.
De nieuwe tarieven komen tot stand door de te behalen opbrengst per categorie te delen door de totale
waarde per categorie.
Daarna vindt op basis van vigerende wetgeving toetsing plaats aan de door de rijkswetgever vastgestelde
macronorm. Deze norm is door de wetgever vastgesteld ter voorkoming van een onevenredige stijging
van de collectieve lastendruk. De macronorm voor 2009 bedraagt 6,11%. De in Breda gehanteerde
indexmatige verhoging van 5,8% blijft hier binnen.
De tarieven voor 2009 worden op basis van deze berekeningen en controles als volgt:
Belastingplicht tarief
o woningen eigenaren 0,0783%
o niet-woningen eigenaren 0,1366%
o niet-woningen gebruikers 0,1093%
De geraamde netto-opbrengst voor 2009 bedraagt aldus 27.570.000.
De Verordening (en de memorie van toelichting) is gewijzigd ten opzichte van de Verordening 2008 tengevolge van
de afschaffing per 1 januari 2008 van de limieten voor tarieven en tariefstijgingen (Wet van 7 december 2007, Stb.
570. Kamerstukken 31133). Gemeenten zijn vrij in het vaststellen van drie tarieven: een eigenarentarief en een
gebruikerstarief voor niet-woningen en een eigenarentarief voor woningen. Daarbij gelden geen absolute of
relatieve limieten. Wel is ter voorkoming van een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk een
macronorm afgesproken, dat wil zeggen dat de stijging van de totale, landelijke OZB-opbrengsten niet boven een
bepaalde limiet mogen uitgaan (6,11% voor 2009). Dat heeft echter geen gevolgen voor de vaststelling van de
tarieven van een individuele gemeente. De macronorm is een bestuurlijke norm. Bij overschrijding van de norm
vindt er een bespreking plaats tussen Rijk en gemeenten in het bestuurlijk overleg Financiële Verhoudingen in de
maand april. Het Rijk kan uiteindelijk als machtsmiddel de hoogte van de uitkering uit het gemeentefonds
gebruiken.
De tarieven worden met ingang van 1 januari 2009 berekend naar een percentage van de waarde van de
onroerende zaak (Stb. 2008, 262). Voor elke afzonderlijke belasting kan een apart percentage worden vastgesteld
dat volgens artikel 220f van de Gemeentewet wel gelijkelijk moet zijn. Vaststellen van een degressief of
progressief tarief is niet mogelijk. De omrekening van de oude tarieven naar de nieuwe tarieven gaat volgens de
formule: (tarief/€ 2500) X 100%. Bijvoorbeeld: het gemiddelde tarief voor woningen (eigenaren) bedraagt nu
2,34. In percentage uitgedrukt is dat 2,342500) X 100% 0,0936%. De wet stelt geen beperkingen voor het
aantal cijfers achter de komma.
2. Beleidsregels kwijtschelding
Op 14 februari 2008 zijn door de gemeenteraad de huidige beleidsregels omtrent kwijtschelding
vastgesteld. De toekomstige beleidsregels omtrent kwijtschelding komen inhoudelijk overeen met de
huidige beleidsregels. Evenals de belastingverordeningen worden de beleidsregels jaarlijks integraal
opnieuw vastgesteld, zodat aangesloten kan worden bij de meest recente jurisprudentie, wetteksten en
adviezen van o.a. de VNG.
-2-