Gemeente Breda Registratienr: 33396] Raadsbesluit Dienst/afdeling: BEL 6 Tarief als percentage van de waarde De onroerende-zaakbelasting wordt met ingang van 1 januari 2009 berekend naar een percentage van de waarde van de onroerende zaak. Dit volgt uit de wijziging van artikel 220f van de Gemeentewet (Stb. 2008, 262). De mogelijkheid om een tarief per eenheid van 2500 vast te stellen vervalt hiermee. B. Artikelsgewijze toelichting. Aanhef. In de aanhef wordt verwezen naar artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet. Omdat in de Gemeentewet in voorkomende gevallen al wordt verwezen naar de Wet WOZ, is het niet nodig om ook in de aanhef te verwijzen naar de Wet WOZ. Artikel 1. Belastingplicht. In overeenstemming met artikel 220 van de Gemeentewet zijn de binnen de gemeente gelegen onroerende zaken aangewezen als belastingobject. Ter zake van iedere onroerende zaak kan een directe belasting voor het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht worden geheven. De belasting wegens genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangeduid als eigenarenbelasting. De belasting wegens het gebruik van een onroerende zaak wordt aangeduid als gebruikersbelasting en wordt slechts geheven ter zake van onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. De onroerende-zaakbelastingen zijn tijdstipbelastingen. Het begin van het kalenderjaar bepaalt de belastingplicht. Indien het gebruik dan wel het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de loop van het jaar aanvangt of eindigt, heeft dat geen invloed op de belastingplicht. Zie in dit verband ook Hof Den Haag 26 januari 2000, nr. 98/02639, Belastingblad 2001, blz.163. Gebruikersbelasting De gebruikersbelasting wordt vanaf 1 januari 2006 slechts geheven van degene die (naar de omstandigheden beoordeeld) bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient (niet-woning) al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt. Daarbij is het niet van belang op grond waarvan gebruik wordt gemaakt van de niet-woning. Ook bij wederrechtelijk gebruik (krakers) is sprake van gebruik (Hoge Raad 10 maart 1982, nr. 20 860, BNB 1982/115, Belastingblad 1982, blz. 148 (Dordrecht)). Het begrip gebruik Degene die de niet-woning metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn eigen behoeften, moet als gebruiker worden aangemerkt. Dit volgt uit het arrest Hoge Raad 5 september 1979, nr. 19420, BNB 1979/268 (Uitgeest), waarin werd beslist dat het doen bouwen op een ongebouwd eigendom moet worden aangemerkt als gebruik van de niet-woning door de opdrachtgever. Het aanhouden voor handels- of beleggingsdoeleinden levert geen metterdaad bezigen en dus geen feitelijk gebruik op, aldus Hoge Raad 22 juli 1985, nr. 22649, BNB 1985/258, Belastingblad 1985, blz. 658 (De Bilt). Zie echter hierna onder leegstand. Of er sprake is van gebruik wordt beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden. Een van de belangrijkste aanwijzingen voor het gebruik van een niet-woning is de aanwezigheid van meubilair of andere zaken. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste. De afwezigheid van de gebruiker van een niet-woning op 1 januari leidt dus niet zonder meer tot het achterwege laten van heffing van de gebruikersbelasting. Zie tevens Hoge Raad 30 juni 1993, nr. 28345, BNB 1993/265, Belastingblad 1993, blz. 543 (Grootegast), Hoge Raad 4 januari 1995, nr. 30176, BNB 1995/52, Belastingblad 1995, 417 (Rotterdam), Hoge Raad 27 november 1996, nr. 31829, Belastingblad 1996, blz. 835 (Enschede), Hoge Raad 8 januari 1997, nr. 31887, Belastingblad 1997, blz. 117 (Haarlem) en Hof Amsterdam 30 november 1999, nr. 98/5331Belastingblad 2000, blz. 498 (Amsterdam). Zie voor een uitgebreide uitleg van het begrip gebruik en een toelichting op jurisprudentie: mr M.W. Koenis, Handleiding gebruik in de onroerende- zaakbelastingen, Belastingblad 2002, blz. 799. Zie ook de bijlage bij de conclusies van de Advocaat- Generaal van 12 februari 2008 over gebruik bij een pand in aanbouw (nrs. 42022 LJN: BC5819 (OZB) en 43349, BC5825 (WOZ)). De jurisprudentie die over de term "gebruik" is gewezen over woningen geldt ook voor niet-woningen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2008 | | pagina 54