m
Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 33396]
Dienst/afdeling: BEL
Het kadastrale register geeft in vrijwel alle gevallen uitsluitsel omtrent de vraag wie de genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Gezien de omschrijving van de belastingplicht heeft de
gemeente ten aanzien van de belastingplichtige een keuzemogelijkheid indien er naast eigendom ook
sprake is van een afgeleid recht (bijvoorbeeld recht van vruchtgebruik). Ook hier brengen de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur met zich dat de aanwijzing van een belastingplichtige geschiedt op basis
van beleidsregels die door het college van burgemeester en wethouders of de heffingsambtenaar zijn
vastgesteld en bekendgemaakt. Hetzelfde geldt indien er meer genothebbenden zijn die met betrekking tot
één onroerende zaak in dezelfde hoedanigheid verkeren (bijvoorbeeld in geval van mede-eigendom twee
eigenaren). Ook dan zal de gemeente bij de keuze van de belastingplichtige moeten handelen op grond
van vastgestelde en bekendgemaakte beleidsregels.
In een beperkt aantal gevallen geeft het kadastrale register niet aan wie de genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht is. Op grond van artikel 5:20 BW is de eigenaar van de grond ook
eigenaar van alle gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, tenzij de wet anders
bepaalt of als er sprake is van een bestanddeel van een andere onroerende zaak. Wettelijke
uitzonderingen staan onder andere in artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet waarin de aanbieder van
een telecommunicatienetwerk als eigenaar wordt aangemerkt en in artikel 3 van de Mijnbouwwet waarin de
Staat als eigenaar wordt aangemerkt van de nog niet gewonnen delfstoffen. De uitzondering van het
bestanddeel van een andere onroerende zaak wordt horizontale natrekking genoemd. Dat is bijvoorbeeld
het geval indien een kelder onder de grond doorloopt over een ander perceel.
Van horizontale natrekking is ook sprake indien een garage gedeeltelijk op een ander perceel staat (Hoge
Raad 17 september 2004, nr. 3800, LJN:AR2307, Belastingblad 2004, blz. 1176 (Amsterdam)).
Overigens bestaan er verschillende vormen van zogenaamde economische eigendom die niet gepaard
gaan met een recht van eigendom, bezit of beperkt recht. Iemand heeft de economische eigendom van
een zaak indien hij niet de juridische eigenaar daarvan is, maar economisch daarbij wel belang heeft in die
zin dat hij het volle risico voor alle waardeveranderingen en zelfs voor het eventuele tenietgaan van die
zaak draagt. Niet de economische eigenaar maar de juridisch eigenaar is de genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht. De Hoge Raad heeft beslist dat de overdracht van de economische
eigendom'niet belet dat de juridisch eigenaar in de heffing van de onroerende-zaakbelastingen wordt
betrokken omdat het objectieve karakter van de onroerende-zaakbelastingen met zich meebrengt dat door
de eigenaar, bezitter of beperkt gerechtigde vrijwillig aanvaarde beperkingen van zijn genot niet in de weg
staan aan zijn belastingplicht (Hoge Raad 29 november 1989, nr. 26308, BNB 1990/43, Belastingblad
1991, blz. 63 (Amsterdam)).
Van een economische eigenaar is bijvoorbeeld sprake bij een huurkoper, maar ook het lidmaatschapsrecht
van een coöperatieve flatvereniging kan worden gezien als een vorm van economische eigendom van een
flatwoning. De figuur van de economische eigendom doet zich in de praktijk ook nogal eens voor wanneer
een vennoot in een vennootschap onder firma of een aandeelhouder van een NV of BV niet de juridische
eigendom, maar alleen het belang bij de onroerende zaak inbrengt. Een huurder of pachter kan
daarentegen niet als economisch eigenaar worden aangemerkt, omdat hij niet het volle waarderisico loopt.
Dit geldt ook in een bijzonder geval van erfpacht, als een zeer hoge canon moet worden betaald. De
erfpachter is ook in dat geval nog de genothebbende. Onder het bedoelde genot moet immers, nu op de
onroerende zaak een erfpachtrecht rust, worden verstaan de aan dat recht ontleende bevoegdheid om de
onroerende zaak te gebruiken overeenkomstig de bepalingen van het erfpachtrecht (Hoge Raad 18 april
1990, nr. 26607, BNB 1991/197, Belastingblad 1990, blz. 419 (Ommen).
De eigenaar, bezitter of beperkt gerechtigde wordt in de belastingheffing betrokken ongeacht de omvang
van zijn genot. Slechts indien de eigenaar wederrechtelijk de uitoefening van zijn eigendomsrecht is
ontnomen, kan hij niet als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht worden aangemerkt,
tenzij die ontneming slechts van voorbijgaande aard is (Hoge Raad 1 0 maart 1982, nr. 20 860, BNB
1982/115, Belastingblad 1982, blz. 148 (Dordrecht». Het enkele ingeschreven staan bij het kadastrale
register levert echter nog geen belastingplicht op (Hoge Raad 4 juni 1986, nr. 23764, BNB 1986/240,
Belastingblad 1986, blz. 442 (Amsterdam).
-9-
■fiBBBB
i
«v f Mr Ktr,^