Gemeente Breda
Registratienr: 33396]
Raadsbesluit Dienst/afdeling. BEL
Objectafbakening
De Wet WOZ merkt als onroerende zaak aan:
a. een gebouwd eigendom;
b. een ongebouwd eigendom;
c een zelfstandig gedeelte van een gebouwd eigendom of ongebouwd eigendom;
d. een samenstel van een gebouwd eigendom, een ongebouwd eigendom of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
e. een als verblijfsrecreatie bestemd en geëxploiteerd geheel van twee of meer gebouwde
eigendommen, ongebouwde eigendommen of zelfstandige gedeelten,
f het binnen de gemeente gelegen deel van een gebouwd eigendom, een ongebouwd eigendom,
een zelfstandig gedeelte, een samenstel of een als verblijfsrecreatie bestemd en geexploiteerd
geheel.
Gebouwd en ongebouwd eigendom
Onder een gebouwd eigendom worden niet alleen constructies van min of meer duurzame aard verstaan
die dienen voor het bewaren van goederen of het beschutten van personen of goederen tegen
atmosferische invloeden. Uit de jurisprudentie volgt dat ook installaties, open inrichtingen, locaties en
dergelijke bouwsels vallen onder het begrip gebouwd eigendom. Zie inzake zwembad Hoge Raad 7 maart
1979, nr. 19017, BNB 1979/125 (Rotterdam), inzake aardgaslocatie Hoge Raad 10 december 1980, nr.
19869, BNB 1981/45 (Denekamp), inzake hoogspanningsmasten Hoge Raad 16 april 1980, nr. 19727,
BNB 1980/183 (Beverwijk), inzake aanlegsteigers Hof Amsterdam 20 oktober 1982, nr. 2049/79, B
1984/308, Belastingblad 1985, blz. 114 (Amsterdam), inzake windmolens Hoge Raad 23 februari 1994, nr.
28837, BNB 1994/135, Belastingblad 1994, blz. 301 (Vlissingen) en Hoge Raad 23 februari 1994, nr.
29115 BNB 1994/136 Belastingblad 1994, blz. 299 (Franekeradeel). Een onroerende zaak die geen
gebouwd eigendom is, moet worden beschouwd als ongebouwd eigendom. Ook indien aan de grond
werkzaamheden zijn verricht of drainage is aangebracht, is sprake van een ongebouwd eigendom. Zo
concludeerde de Hoge Raad op grond van de aard en omvang van de grondwerkzaamheden bij de aanleg,
dat een tennisbaan een ongebouwd eigendom is (Hoge Raad 13 mei 1987, nr. 24454, BNB 1987/219,
Ook eerfojwta!aanbóuwte volgens de Hoge Raad een ongebouwd eigendom (Hoge Raad 25 november
1998, nr. 33944, BNB 1999/19, Belastingblad 2000, blz. 387 (Amsterdam).
Gedeelten
Een gedeelte van een gebouwd of ongebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als
afzonderlijk geheel te worden gebruikt is in beginsel een afzonderlijk belastingobject.
Het gaat daarbij om gedeelten die elk nog als zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden
qebruikt (bijvoorbeeld de woning in een flatgebouw). Gemeenschappelijke ruimten in een gebouw worden
niet aangemerkt als een zelfstandig gedeelte maar moeten evenredig aan de overige zelfstandige gedeelten
worden toegerekend. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 1994, nr. 29859, Belastingblad
1994, blz. 659 (Haren). Uit de jurisprudentie volgt dat van een zelfstandig woongedeelte sprake is indien
een gedeelte redelijk afsluitbaar is en beschikt over een eigen keuken of kookgelegenheid, douche en
toiletruimte. Eventueel kunnen ook aansluitingen op nutsvoorzieningen, telefoon en kabel een aanwijzing
zijn Zie onder meer Hoge Raad 9 september 1992, nr. 28352, BNB 1992/341Belastingblad 1992, blz. 649
(Leiden) Hof 's-Hertogenbosch 9 oktober 1996, nr. 94/3506, Belastingblad 1998, blz. 348 en Hof
Amsterdam 3 december 1999, nr. 98/1032, Belastingblad 2000, blz. 202 (Zaanstad). Van een redelijke
afsluitbaarheid is sprake indien het gedeelte feitelijk afsluitbaar is. Het afsluitbaar maken door het alsnog
aanbrengen van een deurslot was in de casus van Hof Arnhem 17 februari 1999, nr. 98/1265, Belastingblad
2000 blz 667 niet voldoende. Een gedeelte van een kantoorgebouw is blijkens zijn indeling bestemd om
als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt als zodanig gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan
worden gescheiden van de overige gedeelten van het gebouw (Hoge Raad 16 december 1987 nr. 250
BNB 1988/91, Belastingblad 1988, blz. 121 (Amsterdam». Vooreen zelfstandig kantoorgedeelte is het niet
voldoende dat een kamer afsluitbaar is (Hoge Raad 8 oktober 2004, nrs. 38443 en 38444, LJN.AR3500).
Indien op een camping sprake is van feitelijk afzonderlijk te onderscheiden percelen die aan derden worden
verhuurd om daarop stacaravans te plaatsen en deze tezamen met het perceel gebruiken is op grond van
het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2001, nr. 36224, LJN: AD3888 (Maarssen), sprake van
zelfstandige gedeelten.
-11-