Gemeente Breda
Registratienr: 33494]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: VMIL/PRO
Agendapuntnummer: 1a Aantal bijlagen:
Betreft:
Kennisnemen en vrijgeven van de startnotitie m.e.r. gebiedsontwikkeling Claudius Prinsenlaan
Inleiding
Het college is voornemens het gebied rond de Claudius Prinsenlaan aan de zuidoostkant van Breda te
ontwikkelen. Hier moet een ontwikkeling gaan plaatsvinden van infrastructuur, woningbouw, bedrijvigheid,
zorg, onderwijs, recreatie en groen. De eerste stap in de planvorming is het maken van een
Structuurvisie. Daarnaast wil het college 6,8 ha. ontwikkelen: het voormalige JEKA-terrein. Hier moet ook
het nieuwe gemeentelijke sportcentrum verrijzen.
Voorstel
- het kennisnemen en vrijgeven voor inspraak van de startnotitie m.e.r. Gebiedsontwikkeling Claudius
Prinsenlaan als bedoeld in art. 7.12 van de Wet milieubeheer
Motivering/Toelichting
Het huidige Besluit Milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) kent twee soorten milieueffectrapportages, een
plan-m.e.r. en een project-m.e.r. (ook wel besluit-m.e.r genoemd). In het Besluit m.e.r. staan de
activiteiten en de besluiten genoemd waarvoor een plan-m.e.r. dan wel een project-m.e.r. moet worden
opgesteld. In grote lijnen komt het er op neer dat voor een kaderstellend (ruimtelijk) besluit een plan-
m.e.r. moet worden uitgevoerd en voor een concreet (ruimtelijk) besluit een project-m.e.r..
In geval van de Claudius Prinsenlaan is er sprake van een stadsproject van behoorlijke omvang. Voor
een stadsproject van deze omvang moet op grond van het Besluit Milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)
een m.e.r.-beoordeling worden gemaakt. Uit een m.e.r.-beoordeling moet blijken of de milieueffecten ten
gevolge van de plannen zodanig zijn dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Wanneer er
aanzienlijke milieueffecten worden verwacht, moet een project-m.e.r. worden opgesteld voor het eerste
ruimtelijke besluit (bestemmingsplan), dat wordt vastgesteld, naar verwachting voor de ontwikkeling van
het voormalige JEKA-terrein.
Daarnaast moet, wanneer sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, altijd een plan-m.e.r.
worden gemaakt voor het eerste kaderstellend plan, dat hiervoor wordt opgesteld. Het eerste
kaderstellende ruimtelijk besluit, dat de realisatie van dit stadsproject mogelijk maakt, is de Structuurvisie.
Voor deze Structuurvisie zal dus op grond van het Besluit milieueffectrapportage een plan-m.e.r. worden
opgesteld.
Juridisch gesproken is het mogelijk om de stap van het beoordelingsbesluit over te slaan, wanneer ook
zonder toetsing zou blijken dat er een m.e.r.-plicht gaat ontstaan. De autonome groei en de plannen, die
er zijn voor ontwikkeling van het gebied rond de Claudius Prinsenlaan, hebben grote verkeersgevolgen
met aanzienlijke consequenties voor lucht en geluid. Uit informele toetsing blijkt dat deze consequenties
zodanig zullen zijn dat deze leiden tot een m.e.r.-plicht. In verband met de tijdswinst wordt de m.e.r.-
beoordeling overgeslagen en wordt direct een project-m.e.r. opgesteld.
In het kader van een m.e.r.-procedure is degene die het zgn. moederbesluit vaststelt (in casu de
Structuurvisie c.q. het bestemmingsplan) het bevoegd gezag. Dit is in dit geval de gemeenteraad. U bent
dus bevoegd gezag voor de m.e.r..