Gemeente Breda Registratienr. 33396] Raadsbesluit Dienst/afdeling: BEL Kenmerkend voor samenstellen is dat de daartoe behorende eigendommen naar de omstand gheden beoordeeld bij elkaar behoren en door een en dezelfde (rechtspersoon worden gebruikt. Er zijn dus, naast het eigendom, twee voorwaarden. Allereerst moeten de eigendommen naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren. Daarbij kan bijvoorbeeld de afstand tussen de eigendommen een rol spelen Vaak zal het ene eigendom een hulpfunctie vervullen voor het andere eigendom. ^oorbeeld de garage die naast de woning staat. Bij de bepaling of de eigendommen naar de omnsta"d'9^Rdae:^^fkt^r behoren moet ook aansluiting worden gezocht bij de maatschappelijke opvatting. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 mei 2003, nr. 35987, LJN: AD6058, bepaald dat 'bij de beantwoording van de vraag in hoeverre de door belanghebbende in haar bedrijf aangewende (gedeelten van) eigendommen - die onmiskenbaar een geografisch samenhangend geheel vormen - als een samenstel moeten worden aangemerkt, beslissend is of dat bedrijf als één samenhangend geheel moet worden beschouwd waarbinnen alle (gedeelten van) eigendommen voor één organisatorisch doel worden aangewend De tweede voorwaarde is dat de eigendommen in gebruik zijn bij dezelfde persoon. Wanneer bijvoorbeeld de bTeenwoonhuis behorende garage wordt gebruikt door een ander dan de bewoner van het huis. dan vormen woonhuis en garage niet één belastingobject. Woonhuis en garage zijn immers niet meer i gebruik bij dezelfde persoon. Bedrijfsobjecten met een afzonderlijke bovenwoningkunnen niet als een onroerende zaak worden aangemerkt. Zie onder meer Hoge Raad 18 januari 1984 nr. 22165, B 1984/100 Belastinqblad 1984, blz. 99 (Loon op Zand), Hof Amsterdam 18 september 1998, ^-97/208 BetestihgbladT999 bfz 238 en Hof Amsterdam 3 december 1999, nr. 98/1032, Belastingblad 2000, blz. 202 (Zaanstad). Recreatieterre iri Een recreatieterrein waarop standplaatsen voor stacaravans worden verhuurd of andere vakantSonTerkomens staan, wordt vanaf 1 januari 2005 voor de Wet WOZ aangemaiM ateeén onroerende zaak De wetgever heeft het ondoelmatig geacht om van alle op recreatieterreinen 9ele9en onroerende recreatiewoningen en stacaravans met de bijbehorende (ondergrond, de waarde afzonderlijk te bepalen en vast te stellen en deze afzonderlijk in de heffing te betrekken. Daarom geldt dat de afbakening als afzonderlijke objecten achterwege blijft wanneer het gaat om een geheel van onroerende zaken, zoals recreatiewoningen en stacaravans, dat bijeengenomen een terrein vormt dat bestemd is voor verblijfsrecreatie en als zodanig wordt geëxploiteerd. Anders gezegd' een recreatieterrein met de opstallen die niet in privé-eigendom zijn, dat als geheel bestemd is en geëxploiteerd wordt voor verblijfsrecreatie, wordt als een onroerende zaak aangemerkt. Hetb^nenbegemeZt^egen deel is een afzonderlijk belastingobject dat atonderlijk inde heffing zal moeten worden betrokken. Een gebouw dat op de gemeentegrens ligt, zal dus door twee (of meer) gemeenten moeten worden aangeslagen. AlteTn^alTvïn de samenstellende delen van een onroerende zaak de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht dezelfde is, is sprake van één belastingobject. Dit betekent dat de ejgendomsgrens de uiterste qrens van het object vormt. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 1993 nr. 29464 BNB 1993/349, Belastingblad 1994, blz. 174 (Amsterdam) en de uitspraak van Hof s-Gravenhage van 14 juni 1995, nr. 93/3928, Belastingblad 1995, blz. 699 (Noordwijk). Gevolgen verkeerde objectafbakening „toin Oorspronkelijk kon een afbakeningsfout volgens de Hoge Raad ,n bezwaar o beroep niet worden hersteld zodat de aanslaq moest worden vernietigd (zie o.a. Hoge Raad 8 juli 1992, nr. 28262, BNB 1992/311, Belastinqblad 1992 blz 490 (Utrecht). Een uitzondering gold indien een aanhorigheid met in aanmerking was oènomen (zie o a Hoge Raad 21 januari 1981, nr. 20302, BNB 1981/100 (Maassluis). In de arresten Hoge Raad 27 september 2002, nr. 34927, LJN: AE8146 (Rotterdam) en .^afd.m7afo074 nr. 34928, LJN: AD5341 (Rotterdam) en Hoge Raad 9 november 2002, nr. 36941, LJN. AF0074, -12-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2008 | | pagina 60