Gemeente Breda
Registratienr: 33506]
Raadsbesluit Dienst/afdeling: KAB
Artikel 2.2a.1.9 Aanwezigheid in gesloten inrichting
1Het is verboden gedurende de tijd dat een inrichting gesloten is ingevolge de reguliere sluitingstijden
of krachtens een op grond van artikel 2.2a. 1.7 dan wel 2.2a. 1.8 genomen besluit, zich als bezoeker
in deze inrichting te bevinden.
2. Het is de exploitant of leidinggevende(n) verboden gedurende de tijd dat een inrichting is gesloten
ingevolge de reguliere sluitingstijden of krachtens een op grond van artikel 2.2a.1.7 dan wel artikel
2.2a.1.8 genomen besluit, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer
bezoekers toe te laten ofte laten verblijven.
Artikel 2.2a.1.10 Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 wordt de vergunning, als bedoeld in artikel 2.2a.1.3, lid 1, door de
burgemeester ingetrokken indien:
a. de exploitant of leidinggevende niet voldoet aan de in artikel 2.2a.1.5 gestelde eisen;
b. aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige
nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren
voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving
van de inrichting;
c. de exploitant of leidinggevende van de inrichting toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare
feiten worden gepleegd.
d. zich in of vanuit zijn inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het
geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt
voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting.
e. er is sprake van de omstandigheid en een geval, als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering
integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 2.2a.1.11 Vervallen vergunning
1Een ingevolge artikel 2.2a.1.3, lid 1verstrekte vergunning vervalt indien:
a. de exploitatie van de inrichting door de exploitant voor een periode langer dan zes maanden
is of wordt gestaakt, behalve indien dit is ten gevolge van langdurige ziekte van de
exploitant;
b. er sprake is van een wijziging in de exploitatie doordat de aard van de inrichting is gewijzigd
waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd;
c. een vergunning, strekkende ter vervanging van de in de aanhef van dit artikel bedoelde
vergunning, is verleend.
2. Van het feit dat de vergunning is vervallen op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder a en b
doet de burgemeester mededeling aan hem op wiens naam de vergunning is gesteld.
Artikel 2.2a.1.12 Overgangsbepaling
1. Aan de exploitant van een op de datum van de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel
2.2a. 1.2, lid 1in bedrijf zijnde inrichting wordt geacht een tijdelijke vergunning voor die inrichting te
zijn afgegeven voor de duur van twee maanden.
2. Wordt door de exploitant van een inrichting, als bedoeld in het eerste lid, binnen de in het eerste lid
genoemde termijn een ingevolge artikel 2.2a.1.3, lid 1, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt
de tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop
door de burgemeester op de aanvraag is beslist.
3. Een vergunningaanvraag van een exploitant van een op de datum van de aanwijzing van een gebied
als bedoeld in artikel 2.2a. 1.2, lid 1, in bedrijf zijnde inrichting wordt niet geweigerd indien de enige
grond daarvoor het criterium is als genoemd in artikel 2.2a. 1.6, lid 1, onder e.
Artikel 2.2a.1.13 College als bevoegd orgaan
Indien een inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt het college op
als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2.2a.1.3 tot en met 2.2a.12.