Gemeente Breda Registratienr: 33506] Raadsbesluit Dienst/afdeling: KAB Artikel 2.2a.2.10 Vervallen vergunning 1. Een ingevolge artikel 2.2a.2.2, lid 1, verstrekte vergunning vervalt indien: a. de exploitatie van de inrichting door de exploitant voor een periode langer dan zes maanden is of wordt gestaakt, behalve indien dit is ten gevolge van langdurige ziekte van de exploitant; b. er sprake is van een wijziging in de exploitatie doordat de aard van de inrichting is gewijzigd waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd; c. een vergunning, strekkende ter vervanging van de in de aanhef van dit artikel bedoelde vergunning, is verleend. 2. Van het feit dat de vergunning is vervallen op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, doet de burgemeester mededeling aan hem op wiens naam de vergunning is gesteld. Artikel 2.2a.2.11 Overgangsbepaling 1Aan de exploitant van een op de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf in bedrijf zijnde inrichting wordt geacht een tijdelijke vergunning voor die inrichting te zijn afgegeven voor de duur van twee maanden. 2. Wordt door de exploitant van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen de in het eerste lid genoemde termijn een ingevolge artikel 2.2a.2.2, lid 1, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in lid 1 geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door de burgemeester op de aanvraag is beslist. Artikel 2.2a.2.12 College als bevoegd orgaan Indien een inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2.2a.2.2 tot en met 2.2a.2.11 Toelichting Afdeling 2a Woon- en leefklimaat Breda werd in bepaalde delen van de stad in toenemende mate geconfronteerd met de vestiging van bepaalde categorieën winkels en inrichtingen. Het betrof dan met name de zogenaamde smartshops, headshops en growshops, maar ook belshops, internetcafés en droge horeca-inrichtingen. Deze vestigingen droegen er in grote mate aan bij dat het woon- en leefklimaat in de betreffende straten achteruit ging. Enerzijds door de uitstraling van de winkels zelf. Anderzijds door het publiek dat er op afkomt. Dikwijls jongeren die zich in groepen in de directe omgeving van een dergelijke vestiging ophouden en vaak als bedreigend worden ervaren. De vestiging van genoemde winkels en inrichtingen was niet aan andere regels gebonden dan die van het bestemmingsplan. De gemeente kon daardoor geen voorwaarden stellen aan de vestiging. Hierdoor ontstonden ongewenste concentraties van smart-, head- en growshops, belshops, internetcafés en andere inrichtingen. Het woon- en leefklimaat werd daardoor nog sterker aangetast en de openbare orde werd steeds vaker verstoord. Er bestond daarom een dringende behoefte om de vestiging van smart-, head- en growshops, belshops, internetcafés en droge horeca-inrichtingen te kunnen reguleren. Dat wil zeggen paal en perk te kunnen stellen aan het aantal vestigingen en eisen te kunnen te stellen aan de exploitatie. Daartoe ontbraken tot 2004 de instrumenten. Een mogelijkheid om dit te regelen was een regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In de APV zijn regels opgenomen die juist zien op het woon- en leefklimaat en voorkoming dan wel bestrijding van overlast en verstoringen van de openbare orde. Op basis van de APV zijn bijvoorbeeld seksinrichtingen vergunningplichtig. Daarom werd in 2004 in de APV een vergelijkbare vergunningplicht opgenomen voor smart-, grow- en headshops, belshops, internetcafé's en de natte en droge horeca-inrichtingen. In de APV werd aldus een regeling met betrekking tot het woon- en leefklimaat opgenomen. -6-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 18