Gemeente Breda
Registratienr: 33506]
Raadsbesluit Dienst/afdeling: KAB
De regelingen van de Drank- en Horecawet en de exploitatievergunning hebben ieder hun eigen
bestaansrecht vanwege de verschillende motieven die hier aan ten grondslag liggen. Het motief van
het horeca-exploitatievergunningstelsel is het beschermen van de openbare orde. Dit kan niet
bereikt worden met de Drank- en Horecawet. Aan deze wet liggen primair sociaalhygiënische en
sociaaleconomische motieven ten grondslag.
Ook acht de VNG een regeling via het bestemmingsplan minder adequaat. Een bestemmingsplan
ordent de ruimte en is niet bedoeld voor het handhaven van de openbare orde. Er mogen alleen
ruimtelijk relevante factoren worden meegewogen. Het is wel mogelijk om in een bestemmingsplan
een horecafunctie positief te bestemmen of juist uit te sluiten of per plangebied een maximum te
stellen.
Wat betreft de bestemmingsplannen kent Breda slechts voor enkele gebieden bestemmingsplannen waarin
de horeca is geregeld waar het gaat om het stellen van maxima aan het aantal vestigingen. Voor deze
gebieden zal minder snel de noodzaak bestaan om een woon- en leefklimaat regeling in te stellen. Dit geldt
echter niet voor de overige gebieden. Er zijn dus veel witte plekken. Verder wijst de VNG er op dat de
burgemeester zonder de exploitatievergunning geen mogelijkheden heeft om over te gaan tot tijdelijke of
algehele sluiting in geval van (gevaar voor) verstoring van de openbare orde.
Gelet op deze aanbevelingen wordt - zolang de maxima nog niet geregeld zijn middels het
bestemmingsplan (een (ontwerp-)paraplubestemmingsplan is in voorbereiding) - het huidige flexibele
systeem in de APV gehandhaafd om, als de bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde
dit noodzakelijk maken, de mogelijkheid te hebben gebieden aan te kunnen wijzen, waar een
exploitatievergunning geldt. Met het betrachten van terughoudendheid bij het aanwijzen van gebieden en het
opnemen van vrijstellingen voor bepaalde categorieën inrichtingen, kan toch tegemoet worden gekomen aan
zowel de wens tot deregulering als de noodzaak tot het beschermen van het woon- en leefklimaat in
kwetsbare gebieden.
Voor de werkbaarheid is er voor gekozen de vergunningplicht voor de horecabedrijven en de
vergunningplicht voor de genoemde winkels in afzonderlijke paragrafen te regelen. Dit maakt het ook beter
mogelijk daar waar nodig maatwerk in de vergunningstelsels voor enerzijds de horeca en anderzijds de
genoemde winkels aan te brengen. De overlast van horecabedrijven bijvoorbeeld zal veelal plaatsvinden
tijdens de avonden en rondom het sluitingsuur en mede veroorzaakt worden door alcoholgebruik. Bij smart-,
head- en growshops daarentegen vindt de overlast veelal plaats tijdens de openingsuren van de winkels als
gevolg van de verkoop van aan de drugsscene gerelateerde producten. Vooral de aantrekkingskracht op
drugsgebruikers en meer in het bijzonder drugstoeristen veroorzaakt overlast als gevolg van het af- en
aanrijden, het overnachten in auto's en de aantrekkingskracht op drugsdealers die in de omgeving klanten
trachten te benaderen. Hoewel de overlast in beide gevallen van een andere aard is, tasten beide vormen
van overlast het woon- en leefklimaat aan. Meerdere gemeenten hebben hun afdeling woon- en leefklimaat
op deze wijze met afzonderlijke paragrafen ingericht. Voorbeelden zijn de gemeenten Maastricht en
Roosendaal. Voor de werkbaarheid is wel getracht zoveel als mogelijk de vergunningstelsels in beide
paragrafen eenduidig te laten zijn.
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Zoals aangegeven blijft de exploitatievergunning in aangewezen gebieden gehandhaafd voor zowel de natte
als de droge horeca. Dit wijkt af van het eerder voornemen de vergunningplicht alleen te handhaven voor
droge horeca-inrichtingen. Bij het schrappen van de exploitatievergunning is de kans groot dat de situatie in
de nu aangewezen gebieden zal terugvallen naar de oude ongewenste situatie. Dit geldt dan voor zowel de
natte als de droge horeca omdat (de cumulatie van) beide categorieën inrichtingen gevolgen heeft voor het
woon- en leefklimaat. Ook kan bij het laten vervallen van de exploitatievergunning voor de horeca, niet snel
worden ingespeeld op gebieden waar als gevolg van een wildgroei van deze inrichtingen het woon- en
leefklimaat en de openbare orde ernstig wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Daarbij blijft ook de
mogelijkheid om in de aangewezen gebieden maxima te stellen omtrent het aantal horeca-inrichtingen. Deze
aantallen worden dan opgenomen als onderdeel van het aanwijsbesluit van de burgemeester.