Gemeente Breda
Registratienr: 33805]
Raadsvoorstel Dienst/afdeling: VGEP/VASTG
De wijze waarop de hiervoor omschreven doeleinden worden nagestreefd wordt onder andere als volgt
verder (ten opzichte van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen) gespecificeerd:
Het beheer dient te zijn gericht op behoud, herstel, ontwikkeling van de ruimtelijke structuur van het
landgoed, waarbij zowel de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden een belangrijke rol
spelen.
Ten behoeve van de integrale uitvoering van het bestemmingsplan "Adriaan Klaassenstraat e.o." en het
inrichtingsplan "Heilaarpark" is het noodzakelijk dat de gemeente de eigendom, vrij van lasten en rechten,
verkrijgt van de onroerende zaken, kadastraal bekend gemeente Princenhage sectie P nummer 1919 ter
qrootte van 27 are en gemeente Princenhage, sectie P, nummer 1921 ter grootte van 16 are 45 centiare,
qeleqen in het deelgebied 'landgoed Heilaar'. De overige gronden in dit deelgebied zijn inmiddels in
eiqendom van de gemeente Breda. De onderhandelingen met de betrokken eigenaren over de aankoop
van de benodigde gronden zijn reeds enige tijd geleden opgestart. Met de in de onderhavige onteigening
betrokken eigenaren zijn onderhandelingen gevoerd, maar de minnelijke verwerving heeft tot dusverre
niet qeleid tot overeenstemming over aankoop of tot onvoorwaardelijke zekerheid over de levering van de
benodigde gronden. Blijkens het bestemmingsplan "Adriaan Klaassenstraat e.o." dient de verwezenlijking
van het bestemmingsplan als een samenhangend, ondeelbaar geheel te worden gezien. Gelijktijdig met
de realisatie van de woningen in het landgoed, dient daarom het bijbehorende landgoedpark te worden
aanqelegd. De gemeente heeft daartoe een inrichtingsplan doen vervaardigen. In het inrichtingsplan
"Heilaarpark" is weergegeven hoe het landschapspark zal worden ingericht. Het betreffende (noordelijke)
gedeelte van het bestemmingsplan "Adriaan Klaassenstraat e.o. zal integraal en in onderlinge
samenhang moeten worden uitgevoerd.
De te onteigenen perceelsgedeelten betreffen:
Princenhage P 1919: dit perceel betreft een met asfalt verhard terrein waarop een grote bedryfsloods is
qeplaatst. De bedrijfsruimte is geschikt voor opslagdoeleinden en wordt door de eigenaar verhuurd. De
loods was nog recentelijk in gebruik maar lijkt thans leeg te staan. Ongeveer de helft van dit perceel is
bebouwd, het open gedeelte is verhard.
Princenhaqe P 1921: dit perceel betreft een stuk grasland dat in gebruik is als een soort paardenweL Er
bevind zich op dit perceel een kleine, lage, open kapschuur met golfplaten dak als schuilgelegenheid voor
enkele kleine pony's. Het perceel is afgescheiden van de omgeving door middel van een provisorisch
uitgevoerd hekwerk van verschillende materialen en afmetingen. Het geheel geeft een rommelige indruk.
In het kader van de integrale uitvoering van voornoemd bestemmingsplan en in het bijzonder de aanleg
van het Heilaarpark conform het inrichtingsplan Heilaarpark, heeft de gemeente de beschikking nodig
over de voornoemde perceelsgedeelten.
De qemeente Breda heeft op 12 februari 2009 de onteigeningsprocedure opgestart door over te gaan tot
de ter inzagelegging van het concept-onteigeningsplan "Heilaarpark". In artikel 80 lid 1 Onteigeningswet
is bepaald dat op de voorbereiding van een raadsbesluit tot onteigening afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb), de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure, van toepassing is. Op basis
van het delegatiebesluit van 22 maart 2007, nr. 29400, was het college bevoegd het conceptbesluit ter
inzage te leggen en belanghebbenden schriftelijk op de hoogte te stellen van de start van de
Belanqhebbenden zijn gedurende de periode van ter inzage legging van het concept-onteigeningsplan
"Heilaarpark" in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en/of mondeling zienswijzen naar voren e
brengen. Van deze mogelijkheid is bij brief van 19 maart 2009 gebruik gemaakt door de heer mr.
J.A.M.A. Sluysmans van Van der Feltz Advocaten te Den Haag namens de heer C.J.H.M. Goos en
mevrouw C.E.A.M. Goos, eigenaren van het perceel P 1921.
De 'h e e SI u y s rn a n s' s te l7 dat h ij heeft geconstateerd dat tot op heden (nb 19 maart 2009)
onderhandeld is, dat er geen enkel concreet-schriftelijk- bod tot verwerving isgedaan en dat onder deze
omstandigheden niet kan worden geconcludeerd dat er voldoende noodzaak bestaat tot onteigening.
-3-