Gemeente Breda
Registratienr: 33506]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: KAB
Een mogelijkheid om dit te regelen was een regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In
de APV zijn regels opgenomen die juist zien op het beschermen van het woon- en leefklimaat en de
voorkoming dan wel bestrijding van overlast en verstoringen van de openbare orde. Ook Breda heeft bij
de tweede wijziging van de APV Breda 2004, in werking getreden op 17 februari 2005, aan het tweede
hoofdstuk de afdeling 2a inzake woon- en leefklimaat toegevoegd. Daarbij werd toen gesteld dat het op
dat moment te ver zou voeren om een gemeentebrede vergunningplicht in te voeren. Op dat moment
kwam niet op alle plaatsen in de gemeente het woon- en leefklimaat en de openbare orde in het gedrang
door de vestiging van genoemde inrichtingen. Omdat op een aantal plaatsen die behoefte wel bestond is
voorkeur gegeven aan een flexibel systeem. Een systeem dat, afhankelijk van de ernst van de situatie ter
plaatse, van toepassing zou moeten zijn. Dit werd gerealiseerd door het college de bevoegdheid te
verlenen gebieden aan te wijzen waarbinnen de woon- en leefklimaatregeling van toepassing is. Daarbij
werd al aangegeven dat een eventuele aanwijzing uit de aard der zaak voor langere tijd van toepassing
zou zijn. Gekozen werd voor een flexibel systeem omdat toen al werd voorzien dat in de loop van de tijd
de plaatsen zouden kunnen gaan verschuiven.
Binnen een aangewezen gebied is de exploitatie van de bedoelde inrichtingen gebonden aan een
(exploitatie)vergunning van de burgemeester. Of vergunning kan worden verleend kan dan worden
getoetst aan een aantal vooraf, voor het betreffende gebied, vastgestelde criteria. Het aantal vestigingen
kan daarbij een rol spelen (bijvoorbeeld een maximumstelsel), of de afstand tussen twee vergelijkbare
vestigingen. Ook aan de persoon van de exploitant kunnen eisen worden gesteld.
De gemeente Breda heeft inmiddels enkele jaren ervaring met de ingestelde APV regeling. Meerdere
gebieden zijn aangewezen waar de regeling van toepassing is. Recent is de regeling geëvalueerd. Deze
evaluatie liet zien dat het de gemeente is gelukt met de regeling de groei van het aantal inrichtingen in de
aangewezen gebieden tegen te gaan. Ook is het aantal inrichtingen (shops) geleidelijk verminderd. Wel
leveren de toetsingen in het kader van BIBOB weinig weigeringen op. Uit de evaluatie volgen enkele
adviespunten:
Handhaving van de woon- en leefklimaat regeling blijft noodzakelijk in de aangewezen kwetsbare
gebieden;
Voor de smart-, head-, grow- en belshops en internetcafés geldt nog meer dat de gemeente grip
moet houden op het aantal vestigingen, de locatie en de persoon van de exploitant. Zeker in de
aangewezen gebieden, maar het is ook niet gewenst dat zich buiten deze gebieden meer van
dergelijke shops vestigen. Aanbevolen wordt het vergunningstelsel voor deze shops uit te
breiden naar de stad en te onderzoeken of een nulmaximum buiten de aangewezen gebieden
mogelijk is.
Voor de droge horeca geldt eveneens dat het gewenst is, in de aangewezen gebieden eisen te
kunnen stellen middels een vergunning en een maximum te kunnen stellen aan het aantal
vestigingen. Momenteel vallen ook droge horeca-inrichtingen onder de werking van de definitie in
de woon- en leefklimaatregeling die eigendom zijn van de gemeente of inrichtingen met een non
profit karakter of gesubsidieerde sociaal-culturele inrichtingen. Deze inrichtingen zijn vaak juist
bedoeld ter bevordering van het woon- en leefklimaat (zoals bejaardensosen en buurthuizen) en
vormen geen risico voor het woon- en leefklimaat. Het is gewenst deze categorieën vrij te stellen
van de vergunningplicht.
Voor de natte horeca biedt het exploitatievergunningstelsel weinig meerwaarde. Voor de persoon
van de exploitant geldt al een toets op basis van de Drank- en Horecawet en voor enkele
gebieden in de binnenstad geldt tevens dat ook een toetsing wordt uitgevoerd in relatie tot de
ruimtelijke ordening via het bestemmingsplan. Aanbevolen werd daarom de natte horeca uit de
regeling woon- en leefklimaat te halen.
Eisen aan de exploitant aanvullen met eisen aan de leidinggevende zoals in de Drank- en
Horecawet.