Gemeente Breda Registratienr: 34344] RaadsvoorstelDienst/afdeling: RO/SE 23. M. van der Zwaard. Inhoud zienswijze. Maakt bezwaar tegen de bestemming van het perceel kadastraal bekend Breda sectie K nummer 1365 gelegen naast de woning Overaseweg 86. Deze gronden maakten vroeger deel uit van een ter plaatse aanwezige bedrijfsbestemming. Op verzoek van reclamant heeft de woning een woonbestemming gekregen maar heeft het genoemde perceel een agrarische bestemming gekregen. Een groot gedeelte van dit perceel was onderdeel van de tuin bij de woning Overaseweg 86. In overeenstemming met dit feitelijke gebruik had het betreffende perceel ook een woonbestemming moeten krijgen. Beoordeling. Op verzoek van reclamant is in het ontwerp van het bestemmingsplan de bestemming van zowel het perceel Overaseweg 86 en het naastgelegen perceel gewijzigd. Vanwege de verkoop van het bedrijf en verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten naar elders ia aan de bedrijfswoning een burgerwoonbestemming toegekend. Het perceel dat als zodanig is bestemd heeft een oppervlakte van ruim 900 m2, ruimschoots voldoende om de bestemming Wonen te kunnen realiseren dan wel te handhaven. De overige gronden welke niet langer voor de bedrijfsactiviteiten worden gebruikt hebben een agrarische bestemming gekregen. Dit alles is in lijn met het provinciale beleid zoals verwoord in de Interimstructuurvisie Noord- Brabant/Paraplunota ruimtelijke ordening. Conclusie. Deze zienswijze ongegrond te verklaren. 24. Van Aert. Inhoud zienswijze. Reclamant exploiteert een snijbloemteeltbedrijf aan de Achterste Rithweg 30 te Breda. Ten behoeve van deze teelt gebruikt reclamant tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen welke gronden om de drie jaar rouleren. He oude bestemmingsplan voorzag in de oprichting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 2,50 meter waardoor teeltondersteunende voorzieningen met die maximale hoogte mogelijk waren. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet meer in de mogelijkheid om op die manier zijn bedrijf met het gebruik teeltondersteunende voorzieningen voort te zetten vanwege het feit dat op de bedoelde gronden geen bouwvlak aanwezig is dan wel deze gronden aansluiten aan het bouwvlak. Hierdoor kan reclamant zijn bedrijf niet meer op de gebruikelijke manier exploiteren dan wel het bedrijf ontwikkelen. Hierdoor zal ernstige inkomensschade ontstaan. Reclamant verzoekt dan ook het plan zodanig te wijzigen dat het ook in het nieuwe plan mogelijk wordt alle gronden van reclamant te blijven benutten voor teeltondersteunende voorzieningen. Beoordeling. Er is geconstateerd dat het beleid zoals dat is neergelegd in de provinciale nota Teeltondersteunende voorzieningen 2007 niet goed is vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. In het vast te stellen plan is een en ander dan ook aangepast. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is geen aanlegvergunning meer nodig voor het oprichten of aanleggen van teeltondersteunende voorzieningen en binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden -natuur landschapswaarden' het oprichten of aanleggen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen qua plaatsing niet langer gebonden is aan het bouwvlak maar nu binnen de gehele bestemmingen mogelijk is gemaakt. Wel dient aangetoond te worden dat de voorzieningen geen onevenredige effecten zullen hebben op de aanwezige natuur- en/of landschapswaarden. Conclusie. Deze zienswijze gegrond te verklaren. -16-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 61