Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 34344] Dienst/afdeling: RO/SE b. Verder heeft reclamant bezwaar tegen het recreatieve medegebruik van zijn gronden. Dit zal teveel impact hebben op zijn bedrijfsvoering. Verzoekt dan ook het recreatief medegebruik van zijn gronden te laten vervallen. archeologische onderzoeken in Breda-West en op het tracé van de HSL. Deze diepte is echter niet realistisch in relatie tot het aanlegvergunningenstelsel zoals dat in dit plan is opgenomen. Bij deze diepte dient inderdaad bijna altijd een aanlegvergunning te worden aangevraagd of kan het worden aangemerkt als normale onderhoudswerkzaamheden en zouden deze werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn. Er is voor gekozen, conform het gestelde in de toelichting de diepte voor het diep ploegen etc te stellen op 0,50 meter b. In een bestemmingsplan is sprake van toelatingsplanologie. Dit betekent dat in het bestemmingsplan is aangegeven wat mag op bepaalde gronden. Het feit dat de gronden van reclamant zijn aangeduid voor recreatief medegebruik wil zeggen dat die gronden daarvoor gebruikt mogen worden. De eigenaar van de gronden kan zelf bepalen of en in hoeverre die gronden voor die functie gaat gebruiken. Het enkele feit dat dit in het bestemmingsplan zo is meegenomen geeft de eigenaar de mogelijkheid zijn grond voor recreatief medegebruik open te stellen. Dit is zeker geen verplichting. Conclusie. Deze zienswijze onder a gegrond en voor het overige ongegrond te verklaren. 27. M.C.A. van den Berg. Inhoud zienswijze. a. Op basis van het vigerende bestemmingsplan kon reclamant op zijn gronden kassen bouwen tot een oppervlakte van bijna 2,5 ha. In het nieuwe plan is dit niet meer mogelijk. Om het bedrijf van reclamant levensvatbaar te kunnen houden wil hij de mogelijkheden tot het bouwen van kassen op zijn gronden behouden. b. Voorts verzet reclamant zich tegen de aanleg van een groenstrook voor de oversteek van wild van het Mastbos. Door deze aanleg zal een bij hem in eigendom zijnde perceel moeilijker bereikbaar worden en te klein worden om nog rendabel op te kunnen telen. Bovendien vreest hij voor schade aan zijn gewassen door het wild. a. Op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied hebben de gronden van reclamant de bestemming 'Agrarisch gebied' met de aanduiding 'primair agrarisch gebied'. Hierop zouden inderdaad kassen gebouwd kunnen worden. Sinds die tijd is het provinciale beleid (Streekplan 2002 en Interimstructuurvisie Noord-Brabant 2008) in deze ingrijpend gewijzigd. Nieuwvestiging en omschakeling naar glastuinbouw is alleen nog mogelijk in de daarvoor expliciet aangewezen gebieden. Voor de gemeente Breda is dat alleen een gebied in het buitengebied van Prinsenbeek. In het bestemmingsplan Buitengebied Zuid is alleen aan die agrarische bedrijven een aanduiding 'glastuinbouw' toegekend, welke reeds als zodanig in werking zijn. Het bedrijf van reclamant is ais vollegrondsbedrijf in werking en derhalve kan die aanduiding niet meer worden toegekend. Het bestemmingsplan Buitengebied geeft echter nog wel mogelijkheden tot het oprichten van teeltondersteunend glas op het bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 5000 m2. b. Een bestemmingsplan is geen uitvoeringsplan maar een toelatingsplan. Met het bestemmingsplan worden bepaalde wenselijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het daadwerkelijk aanleggen van dit soort stroken is uitvoering. Een dergelijke strook kan alleen op de gronden van reclamant worden aangelegd als de daarvoor benodigde grond is aangekocht dan wel hiervoor uitdrukkelijk als eigenaar toestemming heeft gegeven. Zolang hier geen sprake van is, zal op zijn gronden geen groen aangelegd kunnen worden. Beoordeling. a. Weliswaar is door de Raad in op 24 februari 2008 vastgestelde beleid van de gemeente Breda, vastgelegd in de Erfgoedvisie 2008-2015, voorde gehele gemeente Breda de diepte van 0,3 meter min maaiveld vastgelegd. Deze diepte is gebaseerd op de ervaringen van de grootschalige Beoordeling. -18-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 63