Gemeente Breda
Registratienr: 34344]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: RO/SE
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
28. M.M.M. Bruinhof.
Inhoud zienswijze.
a. Reclamant geeft aan dat aan zijn perceel, naast de enkelbestemming 'Wonen' ook de
dubbelbestemming 'Waarde' is toegekend. Deze gronden zouden tevens bestemd zijn voor de
bescherming van archeologische waarden en bescherming en veiligstelling van een natte
natuurparel. De aanduiding 'natte natuurparel' staat echter niet op de kaart aangegeven.
b. De woning met bijgebouwen van reclamant liggen binnen de bestemming 'Wonen' Voor de woning
zelf is een bouwvlak opgenomen. Verzoekt de op het perceel staande schuur en paardenstal van een
passende bestemming te voorzien ('bijgebouw - schuur' en Bijgebouw - paardenstal');
c. Reclamant verzoekt voorts een bouwvlak te creëren tussen het hoofdgebouw en het Markdal
teneinde in de toekomst op die locatie een zwembad te kunnen realiseren.
Beoordeling.
a. Dat is juist. De aanduiding inzake de natte natuurparel is alleen van toepassing op die percelen die
deze aanduiding hebben gekregen op de verbeelding. Op het perceel van reclamant ligt deze
aanduiding niet en is dus ook niet van toepassing.
b. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn bijgebouwen toegestaan. Deze zijn aan een bepaalde
maatvoering gebonden. Indien de bestaande maatvoering echter afwijkt van de maximaal toegestane
maat, hetgeen bij reclamant aan de orde is, mogen deze afmetingen worden gehandhaafd. Dit is in
de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' zo vastgelegd. Een afzonderlijke bestemming voor
deze bijgebouwen wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
c. De zienswijze geeft niet aan of dit een openlucht dan wel een overdekt zwembad zou moeten zijn.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Hieruit kan
worden afgeleid dat een openluchtzwembad binnen het bestemmingsvlak tot de mogelijkheden
behoort. Het bouwen van een overdekt zwembad is niet mogelijk omdat ter plaatse geen ruimte meer
is voor het bouwen van nieuwe bijgebouwen vanwege het feit dat de maximaal toegestane
oppervlakte aan bijgebouwen reeds ruimschoots aanwezig is. De bouw van een dergelijk zwembad
zou wel mogelijk zijn als gebruik gemaakt zou worden van bestaande bijgebouwen zonder dat deze
worden uitgebreid. Een uitbreiding van het bouwvlak wordt niet noodzakelijk geacht.
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
29. J. van Mourik Broekman.
Inhoud zienswijze.
a. Reclamant verzoekt bij de bestemming 'Wonen' de bouw van een windmolen tot maximaal 15 meter
mogelijk te maken. Dit zou goed passen in het klimaatbeleid en gelet op de stijgende energieprijzen
wellicht in de toekomst rendabel worden.
b. Het bouwvlak ligt eng rond de woning van reclamant en frustreert hierdoor de mogelijkheid om de
woning in de toekomst uit te breiden. Verzoekt rond zijn woning ten aanzien van het bouwvlak een
zone van 10 meter aan te houden.
Beoordeling.
a. Het plaatsen van windmolens is gebonden aan provinciaal beleid. Het beleid staat het plaatsen van
solitaire windmolens niet toe maar gaat uit van windmolenparken of lijnopstellingen. In het
onderhavige bestemmingsplan is een uitzondering daarop gemaakt voor kleinere windmolens bij
agrarische bedrijven. De reden hiervan is gelegen in het feit dat deze bedrijven over het algemeen
een grote energievraag hebben en een kleine molen niet verstorend werkt omdat bij deze bedrijven
meestal ook grotere bouwwerken aanwezig zijn zoals silo's. Bij burgerwoningen wordt een windmolen
als storend gezien en zijn andere voorzieningen zoals bijvoorbeeld zonnecollectoren een redelijk
alternatief zijn.
-19-