Gemeente Breda
Registratienr: 34344]
Raadsvoorstel Dienst/afdeling: RO/SE
Gelet hierop en gelet op het gegeven dat het telkens weer plaatsen en verwijderen van de tijdelijke
woonruimten onaanvaardbaar hoge kosten met zich brengt is het bestemmingsplan aangepast en is
in het bestemmingsplan de verplichting tot verwijdering geschrapt en is in plaats daarvan bepaald dat
een registratie van de bewoning moet worden bijgehouden teneinde het gebruik hiervan gedurende 6
maanden per jaar te kunnen handhaven en is de verplichting toegevoegd dat deze landschappelijk
moeten worden ingepast. Van het maximaal aantal arbeiders dat mag worden gehuisvest wordt niet
afgeweken.
q. De manier waarop vergunningen worden afgegeven wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. Op
grond van artikel 45, zesde lid Woningwet kan een bouwvergunning worden verleend voor een
seizoensgebonden bouwwerk. In deze vergunning wordt bepaald binnen welke opeenvolgende
tijdvakken van een kalenderjaar dat bouwwerk wordt opgericht, gebruikt en gesloopt en voor welke
periode de vergunning wordt verleend. De wetgever heeft daarbij geen beperkingen gesteld aan de
duur van de vergunning en de lengte van de tijdvakken van een kalenderjaar dat het bouwwerk mag
worden opgericht.
r. De grens voor het aanlegvergunningstelsel voor het diepploegen is gewijzigd in 50 cm. De regels
komen nu overeen met hetgeen in de toelichting is opgenomen. Bij het opstellen van het
bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden de diverse belangen die binnen het plangebied
spelen. Deze belangenafweging vindt zijn regeling uiteindelijk in de diverse toegekende
bestemmingen en de daaraan gekoppelde regels. Een exponent van deze belangenafweging is het
in het plan opgenomen aanlegvergunningenstelsel. Voor de verdere motivering van het
aanlegvergunningenstelsel wordt verwezen naar paragraaf 5.3 van de toelichting Er is geen
aanleiding het aanlegvergunningenstelsel aan te passen als door reclamant gevraagd.
Conclusie.
Deze zienswijze voor wat betreft het genoemde onder e (deels), f (deels), g, h, j, k (deels), m, p, en r
(deels) gegrond en voor het overige ongegrond te verklaren.
34. Brabantse Vogelwerkgroep.
inhoud zienswijze.
a. De digitaal verstrekte plannen (pfd-bestand) zijn moeilijk lees- en raadpleegbaar. Op deze manier kan
niet adequaat op de plannen worden ingesproken. Met name de verbeelding laat duidelijk te wensen
over. Zo zijn diverse aanduiding onleesbaar, is de dubbelbestemming 'Waarde' niet leesbaar nader
ingevuld en zijn de bouwvlakken niet duidelijk waarneembaar.
b. De hulpkaarten zijn vervallen. Vragen zich af hoe deze nu zijn vertaald naar de verbeelding van het
ontwerp van het bestemmingsplan. De genoemde dubbelbestemmingen zijn hiervoor onvoldoende.
c. Ook ontbreken de cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren alsmede het habitatrichtlijngebied
het Ulvenhoutse Bos. Dit verdient de hoogste beschermingsgraad als voor een natuurgebied en zou
als bijzondere natuur op de verbeelding moeten worden weergegeven.
d. De ecologische verbindingszone (evz), zoals de Turfvaart, de Bijloop, zijn niet op de verbeelding
aangegeven. Deze dienen te worden bestemd als natuur met als functieaanduiding ecologische
verbindingszone (hierna te noemen evz). De nog niet gerealiseerde evz dient tegen ongewenste
ontwikkelingen te worden beschermd en dient te worden voorzien van een mogelijkheid tot wijziging
naar een natuurbestemming. Dit is zeker ook noodzakelijk vanwege de aanwezigheid van diverse
soorten uilen in het gebied.
e. De cultuurhistorische laan- en wegbeplanting ontbreekt op de plankaart bij het bestemmingsplan.
f. Het gebied De Rith-Het Lies heeft grotendeels de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische
functie met landschapswaarden. Slechts enkele percelen zijn dit niet, Voorgesteld wordt het gehele
gebied deze bestemming te geven.
g. De zandpaden in de Rith zijn niet als zodanig in het plan opgenomen al wordt dat in de toelichting wel
gesteld. Hiermee zijn deze paden onvoldoende beschermd. Het aanlegvergunningenstelsel is
ontoereikend hiervoor. Ook de regels voor de bestemming 'Verkeer' bieden onvoldoende
bescherming. Gevraagd wordt de onverharde paden apart in het bestemmingsplan op te nemen.
h. De in de toelichting genoemde GEA-objecten en aardkundige waarden worden wel erkend in de
toelichting maar krijgen geen specifieke bescherming in het plan. Deze zouden met een
dubbelbestemming 'Waarde' in het plan moeten worden aangeduid.
-26-