Gemeente Breda Registratienr: 34344] RaadsvoorstelDienst/afdeling: RO/SE e. Deze opmerking is juist. Binnen de bestemming 'Wonen' zal bij de vaststelling worden vastgelegd dat per woning bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximum van 75 m2 aanwezig mogen zijn tenzij reeds bijgebouwen met een grotere oppervlakte aanwezig zijn in welk geval deze oppervlakte mag worden gehandhaafd. Conclusie. Deze zienswijze voor wat betreft het genoemde onder b en e gegrond en voor het overige ongegrond te verklaren. 38. H.G.M. Goos. Inhoud zienswijze. De heer Goos exploiteert aan de Koekelberg 6 een agrarisch bedrijf. Hij overweegt op niet al te lange termijn zijn bedrijfsactiviteiten te beëindigen. In dat kader stelt hij dan ook voor zijn bedrijf te beëindigen, de milieuvergunning in te doen trekken en de vrijstaande bijgebouwen te slopen. Bovendien heeft hij dde bereidheid het pand Koekelberg 4 in te planten en aan de randen van zijn eigendom knotwilgen aan te brengen ter compensatie. In ruil daarvoor en ter voorkoming van handhavingsacties in het kader van het pand Koekelberg 4 (welke woning formeel niet meer als zodanig gebruikt mag worden maar wel als woning wordt gebruikt) wil hij graag een woonbestemming voor zowel de bedrijfswoning Koekelberg 6 en de voormalige bedrijfswoning Koekelberg 4. Beoordeling. Op grond van het provinciale beleid is het niet mogelijk extra burgerwoningen toe te voegen in het buitengebied. Reclamant heeft indertijd voor het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning zelf aangegeven dat dit was ter vervanging van de bestaande woning. Indien hij dit niet had gedaan had hij geen nieuwe bedrijfswoning mogen bouwen. Nu op de woning Koekelberg 4 een sloopverplichting dan wel de verplichting ligt deze niet langer als woning in gebruik te nemen op basis van een aan reclamant verleende bouwvergunning wordt aan dit verzoek niet tegemoet gekomen. Conclusie. Deze zienswijze ongegrond te verklaren. 39. J. Meeldijk en Th. Schouten. Inhoud zienswijze. a. Reclamanten hebben percelen in eigendom binnen het plangebied. De feitelijke situatie ter plaatse is dat het perceel van de heer Meeldijk in gebruik en ingericht is als tuin. De gronden van de heer Schouten kunnen door onder andere oprukkende bebouwing en andere ontwikkelingen niet meer voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Het is daarom niet wenselijk deze gronden te bestemming tot 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden'. Het ligt meer voor de hand deze gronden, gezien de vele functies in het omringende gebied, te beschouwen als een overgangsgebied naar natuur en niet als natuur zelf. Het uitsluiten van elke ontwikkelingsruimte biedt geen enkele meerwaarde voor het ten zuiden gelegen natuurgebied zoals ook is vastgelegd in de GHS en RNLE. b. Zien verder niet in waarom een gedeelte van de gronden de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur en landschapswaarden' heeft gekregen. Beoordeling. a. De gronden van reclamanten zijn ondergebracht binnen de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden. Voor het toekennen van deze bestemming aan de gronden is het niet noodzakelijk dat deze nog daadwerkelijk voor agrarische doeleinden gebruikt worden. Binnen deze bestemming is agrarisch gebruik van de gronden mogelijk maar wel met inachtneming van de aanwezige landschapswaarden. Gezien de toegevoegde waarden op het perceel hebben deze gronden derhalve de juiste bestemming gekregen. b. Hetgeen gesteld is onder a is ook van toepassing op deze zienswijze. Ook hier heeft het perceel gezien de aanwezige waarden de juiste bestemming gekregen. -33-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 78