Gemeente Breda
-11 -
5.11.7 Indien van de verleende sloopvergunning geen gebruik is gemaakt en de verschuldigde
leges volgens 5.111 meer dan 600,00 bedragen en door de vergunninghouder
schriftelijk wordt verzocht de sloopvergunning in te trekken binnen één jaar na de datum
van vergunningverlening, respectievelijk de datum waarop de vergunning van rechtswege
is verleend, wordt 50% van het op grond van 5.11.1 verschuldigde bedrag gerestitueerd.
5.11.8 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een
wijziging van een verleende sloopvergunning, indien door of namens burgemeester en
wethouders is vastgesteld dat het om een geringe wijziging gaat: een bedrag naar het
tarief en berekend op de wijze als in 5.11.1 bepaald en verminderd met de voor de
primaire sloopvergunning berekende leges, met dien verstande dat in elk geval 166,12
is verschuldigd en dat geen restitutie van de voor de primaire sloopvergunning
verschuldigde leges plaatsvindt.
5.11.9 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het
verkrijgen van een sloopvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet op de Stads- en
dorpsvernieuwing en/of artikel 37 van de Monumentenwet: 115,00
5.11.10 Indien het verzoek om sloopvergunning op grond van een wettelijk voorschrift ter visie
moet worden gelegd wordt het verschuldigde legesbedrag voor elke ter visie legging met
153,35 verhoogd.
Monumentenvergunning
5.12.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een
vergunning voor het wijzigen van een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988
of de gemeentelijke monumentenverordening: 20% van het tarief als genoemd onder
5.2.1, met een minimum van 166,12 en een maximum van 1.725,13.
5.12.2 Wordt de aanvraag om een vergunning zoals bedoeld in artikel 5.12.1 ingetrokken
voordat de gevraagde vergunning is verleend, dan bedragen de leges in afwijking van het
bepaalde onder 5.12.1: 10% van het tarief als genoemd onder 5.2.1, met een minimum
van 95,85 en een maximum van 575,04.
5.12.3 Indien in geval van een incomplete aanvraag om een vergunning zoals bedoeld in 5.12.1
de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld zijn incomplete aanvraag te completeren,
wordt het overeenkomstig 5.12.1 berekende bedrag vermeerderd met 5% van het tarief
als genoemd onder 5.2.1, met een minimum van 25,56 en een maximum van 127,79.
5.12.4 Indien de aanvraag om een vergunning incompleet is en niet verder in behandeling wordt
genomen omdat de aanvrager, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, de aanvraag
niet of onvoldoende completeert, bedragen de leges in afwijking van het bepaalde onder
5.12.1: 10% van het tarief als genoemd onder 5.2.1, met een minimum van 51,00 en
een maximum van 287,52.
5.12.5 Indien de monumentenvergunning wordt geweigerd dan bedragen de leges in afwijking
van het bepaalde in artikel 5.12.1: 15% van het tarief zoals genoemd onder 5.2.1, met
een minimum van 115,00 en een maximum van 575,04.
5.12.6 In afwijking van het bepaalde onder 5.2.1 wordt voor de toepassing van de artikelen
5.12.1, 5.12.2, 5.12.4 en 5.12.5 onder bouwkosten slechts verstaan de bouwkosten welke
betrekking hebben op de wijziging van dat gedeelte van het bouwwerk dat als monument
is aangewezen.
5.12.7 Indien het verzoek om vergunning op grond van een wettelijk voorschrift ter visie moet
worden gelegd wordt het verschuldigde legesbedrag voor elke ter visie legging met
153,35 verhoogd.
5.12.8 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een
wijziging van een verleende vergunning als bedoeld in 5.12.1, indien door of namens
burgemeester en wethouders is vastgesteld dat het om een geringe wijziging gaat: een
bedrag naar het tarief en berekend op de wijze als in 5.12.1 bepaald en verminderd met
de voor de primaire vergunning berekende leges, met dien verstande dat in elk geval
166,12 is verschuldigd en dat geen restitutie van de voor de primaire vergunning
verschuldigde leges plaatsvindt.
Aanleg- en sloopvergunning op grond van een bestemmingsplan
5.13.1 Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een aanleg- of
sloopvergunning als bedoeld in de Wro bedraagt:
a. 460,04 indien de locatie waar de aanvraag betrekking op heeft, is gelegen buiten
de bebouwde kom, en
b. 268,36, indien de locatie waar de aanvraag betrekking op heeft binnen de
bebouwde kom is gelegen. Onder bebouwde kom wordt verstaan de bebouwde kom
als bedoeld in artikel 1.3 van de Bouwverordening 2007.
5.13.2 Vervallen
t/m 5.13.5