tggt Gemeente Breda
Volgens vaste jurisprudentie kan een gemeente alleen precariobelasting heffen indien de gemeente
uitdrukkelijk of stilzwijgend veroorlooft of toelaat, dan wel onverplicht gedoogt dat een derde onder, op of
boven de gemeentegrond voorwerpen heeft. Van veroorloven of toelaten is sprake indien de gemeente
rechtens bevoegd is het hebben van de voorwerpen te verbieden. Deze bevoegdheid is een uitvloeisel van
het eigendomsrecht van de gemeente alsmede van de mogelijkheden van de gemeente om bepaalde
verboden op te leggen in het belang van de openbare orde.
In de verordening is de heffing van precariobelasting niet beperkt tot voorwerpen waarvoor vergunning is
verleend. Illegale voorwerpen zouden dan namelijk niet in de heffing kunnen worden betrokken.
Artikel 3 Belastingplicht
Ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet dient in de belastingverordening te worden vermeld wie de
belastingplichtige is. Gekozen is voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in
bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden. In onderdeel b is aangesloten
bij het belastbaar feit voor de precariobelasting, te weten het hebben van voorwerpen. Het gebruik van de
woorden 'dan wel' is bedoeld om te voorkomen dat terzake van hetzelfde belastbare feit van twee
belastingplichtigen, te weten degene die voorwerpen heeft en degene ten behoeve van wie de voorwerpen
aanwezig zijn, precariobelasting zal worden geheven. In eerste instantie zal degene die de voorwerpen heeft
in de heffing worden betrokken. Deze zal het meest rechtstreekse belang hebben ter zake van het hebben
van de voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond. Indien het niet mogelijk is deze belastingplichtige
aan te wijzen, bijvoorbeeld indien deze duidelijk niet de belanghebbende is, kan degene ten behoeve van
wie de voorwerpen aanwezig zijn als belastingplichtige worden aangemerkt. Dit laatste zal zich niet snel
voordoen omdat degene die de voorwerpen heeft per definitie een belang daarbij heeft, welk belang
bovendien veelal op de voorgrond zal treden. Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 1992, nr.
27819, Belastingblad 1992, blz. 383, en Hof's-Gravenhage 16 december 1992, nr. 912262, Belastingblad
1993, blz. 225 (beide betreffende de reclamebelasting Rotterdam). In een geval dat een belanghebbende op
grond van een overeenkomst met een aannemer door deze een container liet plaatsen en daarvoor een
vergoeding betaalde, moest belanghebbende worden aangemerkt als degene ten behoeve van wie de
container aanwezig was (Hof Amsterdam 22 maart 1993, nr. 92/1386, FED 1993/287). In een geval dat
belanghebbende toiletunits verhuurde en deze gedurende de huurperiode ook schoonmaakte, oordeelde de
Hoge Raad dat zowel de eigenaar als de huurder de toiletunit 'heeft', maar dat de verhuurder onder deze
omstandigheden moest worden aangemerkt ais degene ten behoeve van wie de toiletunits aanwezig waren
(Hoge Raad van 3 november 1999, nr. 34122, LJN: AA2919, Beiastingblad 2000, blz. 107 (Haarlem)). Indien
een gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de
openbare dienst bestemde gemeentegrond, zal degene aan wie de vergunning is verleend (of diens
rechtsopvolger) in de meeste gevallen ook de voorwerpen 'hebben', dan wel zullen de voorwerpen ten
behoeve van hem aanwezig zijn. Bij de heffing van precariobelasting zal de gemeente dan ook willen
aankoppelen bij het bestand vergunningverlening (dit kan bijvoorbeeld zowel bouw- als APV-vergunningen
betreffen). In verband hiermee hebben wij er in onderdeel a voor gekozen degene aan wie de vergunning is
verleend als belastingplichtige aan te merken.
Artikel 4 Belastingtijdvak
Aangezien de gemeentelijke belasting over een bepaald tijdvak wordt geheven, is in artikel 4 een bepaling
inzake het belastingtijdvak opgenomen.
Artikel 5 Vrijstellingen
In dit artikel is een aantal vrijstellingen opgenomen, in welke gevallen geen precariobelasting is verschuldigd.
Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Voor de maatstaf van heffing en de belastingtarieven is verwezen naar de tarieventabel. In lid 2 is
opgenomen dat belastingaanslagen van minder dan 10 niet worden opgelegd. In lid 3 is opgenomen wat
ais één belastingaanslag wordt aangemerkt.
9