Gemeente Breda
Artikel 5 Belastingtarieven
Naast de eis dat de eis dat de opbrengst van het staangeld niet mag uitgaan boven de kosten, is
een gemeente bij het vaststellen van de hoogte van de huur en de tarieven van het staangeld
gebonden aan de huurprijzen van standplaatsen, overeengekomen ingevolge de Huurprijzenwet
woonruimte. Het besluit huurprijzen woonruimte bevat naast een waarderingsstelsel voor
woningen ook een stelsel voor woonwagens en standplaatsen. Door middel van een puntentelling
wordt de kwaliteit van een standplaats uitgedrukt. Daarbij worden ook eventuele veroudering en
slijtage van de standplaats betrokken. Met het waarderingsstelsel wordt de maximale redelijke
huurprijs betaald. Samen met de huursombenadering speelt het waarderingsstelsel een
belangrijke rol bij het bepalen van de (redelijkheid van de) jaarlijkse huurverhoging.
Artikel 6 Belastingtijdvak
De huurprijs van onder meer standplaatsen wordt elk jaar op 1 juli verhoogd. In deze Verordening
is gekozen voor een belastingtijdvak van een maand. Bij de wijziging van het tarief kan door
aanpassing van de tarieventabel een gelijke tred worden gehouden met de (eventuele)
huurverhogingen voor gebruikers die een huurovereenkomst hebben getekend.
Artikel 7 Wijze van heffing
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven
bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In deze
Verordening hebben wij gekozen voor de heffing op andere wijze namelijk, door middel van een
gedagtekende schriftelijk kennisgeving.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
In het eerste lid is geregeld dat de belastingschuld bij het begin van het belastingtijdvak ontstaat.
Doordat de daarmede de materiële belastingschuld reeds bij het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, kan in de loop van het belastingtijdvak de belastingschuld worden geformaliseerd.
In het tweede en het derde lid is een regeling opgenomen voor de gevallen waarin de
belastingplicht in de loop van het tijdvak ontstaat. Het vierde lid bevat een regeling voor de
gevallen waarin de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
Houders van standplaatsen die een huurovereenkomst met de gemeenten hebben gesloten,
moeten vóór het begin van de maand huurvergoeding betalen. Het ligt voor de hand hierbij voor
het staangeld zoveel mogelijk aan te sluiten.
Artikel 10 Kwijtschelding
Op grond van artikel 255 van de Gemeentewet volgen gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van
de rijksoverheid zoals dat is geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Ingevolge
het derde lid van genoemd artikel kan de raad bepalen dat in het geheel geen dan wel een
gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend. Gelet op het retributieve karakter wordt ter zake van
de staangelden geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
In artikel 156, eerste en tweede lid, onder f, van de Gemeentewet is bepaald, dat de raad aan het
college van burgemeester en wethouders bevoegdheden van de raad kan overdragen. Van deze
mogelijkheid is in deze verordening gebruik gemaakt voor tariefwijzigingen. Daarvoor is een
aantal redenen aan te voeren.
In de eerste plaats kan het college van burgemeester en wethouders in beginsel sneller dan de
raad inspelen op het jaarlijks door het rijk vastgestelde huurbeleid. Het rijk kondigt dit beleid,
waaraan verhuurders moeten voldoen, jaarlijks in het voorjaar aan. Om de tarieven van het
staangeld per 1 juli te kunnen verhogen, dient tijdig een besluit te worden genomen hetwelk op
de voorgeschreven wijze bekend gemaakt dient te worden.
7