Gemeente Breda
Registratienr: 35388]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: VSZ
3. De huidige verordening gaat er nu van uit dat de algemene kosten van bestaan niet gedeeld
kunnen worden als het inwonende meerderjarige kind (niet ten laste komend) slechts
studiefinanciering (thuiswonende beurs) ontvangt. Zolang het inwonende meerderjarige kind
studiefinanciering ontvangt naar het normbedrag van een thuiswonende, wordt de toeslag van de
ouder(s) niet verlaagd (maximale toeslag 20%). De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak
gedaan dat indien inwonende meerderjarige kinderen bij hun ouder(s) wonen en studeren, dat
dan de toeslag op de basisuitkering van de ouders niet verlaagd mag worden. De gemeente
Breda volgt hier de uitspraak van de CRVB. Wel wordt voorgesteld om het normbedrag voor een
thuiswonende student als richtbedrag (inkomensgrens) te nemen in plaats van de uitkeringsnorm
voor een 18 tot 21 jarige. Dit bedrag is hoger dan de uitkeringsnorm.
4. Indien het inwonende meerderjarige kind naast de studiefinanciering ook nog een baan(tje) heeft,
wordt voorgesteld om het beleid te handhaven, met die verandering dat het richtbedrag van de
thuiswonende studiefinanciering wordt gebruikt (zie onder 3). Dit betekent dat met een inkomen
dat lager is dan de studiefinanciering (thuiswonende beurs) 10% toeslag (van de
gehuwdennorm), de maximale toeslag aan de ouder(s) wordt verstrekt. Als dit inkomen hoger is
dan de studiefinanciering 10% wordt de toeslag van de ouders verlaagd tot 10% (in plaats van
de maximale 20%). De bestaanskosten van de ouder(s) en het inwonende kind kunnen door het
hogere inkomen van het inwonende kind dan gedeeld worden.
5. Als thuiswonende kinderen van 18 jaar en ouder studiefinanciering ontvangen, wordt de toeslag
van de ouders niet verlaagd. Analoog geldt dit ook als zij een inkomensvoorziening WIJ
ontvangen naar de norm 18 tot en met 20 jaar. Dit is reeds in de praktijk het beleid, maar is nu
vastgelegd in de verordening.
6. de dak- en thuisloze heeft recht op een toeslag van 10%; hij of zij heeft in principe geen
woonkosten in verband met het niet behouden van een woning, maar zal wel kosten maken voor
het regelmatig gebruik van een opvangvoorziening. In de huidige verordening wordt deze
mogelijkheid niet genoemd; in de praktijk is het wel al van toepassing.
Financiële consequenties
Voor de voorstellen genoemd onder 1, 2, 5 en 6 zijn de financiële consequenties gering. In de praktijk
werden deze voorstellen al toegepast; in de verordening was dit beleid nog niet verwerkt.
De voorstellen genoemd onder 3 en 4 kennen wel financiële consequenties.
Het verschil met het huidige beleid is dat in plaats van met de norm 18-21 jaar WWB van 223,74 nu met
studiefinanciering (thuiswonende beurs van 302,69) rekening houden conform de uitspraak CRVB. Dit
betekent dat de inkomensgrens van meerderjarige inwonende kinderen wordt verhoogd naar 431,84 in
plaats van 353,25. Dit houdt slechts een financieel risico in als het meerderjarige thuiswonende kind
minder bijverdient dan het verschil tussen genoemde bedragen 78,59). Als dat het geval is, dan wordt
aan de ouder de maximale toeslag verstrekt. Het financiële risico is naar verwachting maximaal 40.000.
De toeslag wordt betaald en opgevangen vanuit het l-deel WWB.
Aangezien dit voorstel een gunstig effect heeft op belanghebbenden, is overgangsrecht niet nodig.
Overgangsrecht
Voor de jongeren die vallen onder het overgangsrecht van de WIJ blijft de "Verordening algemene
bijstand gemeente Breda 2003" gelding houden tot de termijn van het overgangsrecht verstrijkt. Door dit
overgangsrecht blijven mogelijk nadelige effecten genoemd onder de voorstellen 1 en 2 tot 1 juli 2010 uit.
Langdurigheidstoeslagverordening
De Verordening Langdurigheidstoeslag wordt als gevolg van de invoering van de WIJ op punten tekstueel
gewijzigd.
De wijzigingen zijn opgenomen in de voorliggende wijzigingsverordening. Daar waar in de huidige
verordening wet wordt genoemd wordt naast de Wet werk en bijstand de Wet investeren in jongeren
bedoeld. Dit geldt evenzeer voor de inkomensvoorziening naast de bijstandsnorm.
De langdurigheidstoeslag blijft toegankelijk voor burgers in de leeftijd van 21 jaar of ouder doch jonger
dan 65 jaar.
-7-