Gemeente Breda
Raadsbesluit 1
Registratienr: 35555]
j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde
gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het
verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,
standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.
2. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de
gebruikersbeiasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak
die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 5 Belastingtarieven
1Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf.
Het percentage bedraagt:
a. voor de gebruikersbelasting 0,1103%;
b. bij de eigenarenbelasting
1voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0808%;
2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1370%.
2. Indien de heffingsmaatstaf beneden 12.000,00 blijft, wordt geen belasting geheven.
Artikel 6 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden
betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend
op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden
later.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke heffingen meer bedraagt dan 2.500,00, dat dit
bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische
incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke
heffingen 100,00 of meer doch niet meer dan 2.500,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten
worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de
maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de
volgende termijnen telkens een maand later.
4. De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend
indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de
betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na
afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid;
5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.