Gemeente Breda
Raadsbesluit 1 Registratienr: 35555]
kerken en andere onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare
eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van
levensbeschouwelijke aard, met uitzondering van woningen;
rioolzuiverings- en afvalwaterwerken in beheer bij organen en dergelijke van
publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van woningen.
Alle overige objecten moeten worden gewaardeerd ook al zijn zij voor de onroerende-
zaakbelastingen (wettelijk of facultatief) vrijgesteld. De enige wettelijke vrijstelling is sinds
1 januari 2005 de kassenvrijstelling.
Vanaf 1 januari 2007 is ook de vrijstelling voor woondelen bij niet-woningen verplicht.
De uitwerking hiervan is te vinden in het derde lid. De (gedeelten van) objecten zijn vrijgesteld
voor de onroerende zaakbelastingen, maar worden niet als uitgezonderd object voor de
waardering beschouwd (zie artikel 220d, eerste lid, onderdeel b in vergelijking tot artikel 2 van
de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken). Indien de
WOZ-waarde onherroepelijk vaststaat is het niet meer mogelijk om de waardebepalende
elementen, waaronder de al dan niet toegepaste vrijstellingen, die in de Uitvoeringsregeling
uitgezonderde objecten staan, bij bezwaar of beroep tegen de aanslag onroerende-
zaakbelastingen ter discussie te stellen. Zie echter Hof Leeuwarden 20 december 2002, nr.
440/01LJN: AF1496 waarin de werktuigenvrijstelling in beroep onderdeel uitmaakt van de
procedure ondanks dat de WOZ-beschikking vaststaat. De uitspraak lijkt in strijd met de
bedoeling van de wetgever.
Eerste lid, onderdeel a
Ingevolge artikel 220d, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet is vrijgesteld de ten
behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. Men spreekt hier
wel van de 'cultuurgrondvrijstelling1. Of er sprake is van landbouw moet sinds 1 september 2007
worden beoordeeld aan de hand van artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Zie
artikel 220d, tweede lid, van de Gemeentewet. In zijn uitspraak van 24 mei 2000 heeft Hof
Amsterdam bepaald dat volkstuinverenigingen niet in aanmerking komen voor de
cultuurgrondvrijstelling (Hof Amsterdam 24 mei 2000, nr. 99/2643). In het arrest Hoge Raad
9 mei 2003, nr 35987, AD6058 (Schiphol) heeft de Hoge Raad bepaald dat'setaside'-gronden
onder de cultuurvrijstelling vallen. De vrijstelling is ruimer dan de vrijstelling voor de Wet WOZ,
omdat ook de ondergrond van glasopstanden is vrijgesteld. De glasopstanden zelf zijn op grond
van onderdeel b vrijgesteld.
Eerste lid, onderdeel b
Op grond van artikel 220d, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet zijn glasopstanden
vrijgesteld waarvan de ondergrond bestaat uit vrijgestelde cultuurgrond. Het gaat hier om de
'kassenvrijstelling'. Zie onder andere Hof 's-Gravenhage 9 september 1980, NR. 36/80, BNB
1982/25, Belastingblad 1982, blz. 69 (Naaldwijk), Hof 's-Gravenhage 26 oktober 1983, nr.
49/83, Belastingblad 1985, blz. 125 (Goes) en Hof's-Hertogenbosch 21 november 1996, nr.
94/3124, Belastingblad 1997, blz. 119 (Aalburg).
Eerste lid, onderdeel c
In onderdeel c is de kerkenvrijstelling geregeld, waarin twee categorieën onroerende zaken zijn
opgenomen, te weten:
onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst;
onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor bezinningssamenkomsten van
levensbeschouwelijke aard, waarbij het niet vereist is dat het bijeenkomsten betreft van
genootschappen die rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn.
-17 -