t&Z Gemeente Breda Raadsbesluit 2 Registratienr: 35555] In bijzondere omstandigheden kan de beschikking eventueel mondeling worden gedaan die dan zo spoedig mogelijk daarna moet worden gevolgd door een schriftelijke bevestiging. 4 3.8 Beroep25 Doordat de Awb niet van toepassing is, voorziet de Uitvoeringsregeling26 in een eigen regeling op grond waarvan een belastingschuldige binnen tien dagen na dagtekening van de kennisgeving gemotiveerd beroep kan aantekenen bij het college van burgemeester en wethouders. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Ontvanger. Het college van burgemeester en wethouders doet binnen acht weken uitspraak op het beroep. Deze termijn kan echter worden verlengd. Tegen de uitspraak op beroep staat geen verdere beroepsgang open. Voordat het college van burgemeester en wethouders uitspraak op beroep doet, wordt de Ontvanger in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen. Om tot een advies te komen kan de Ontvanger eventueel een nieuw verzoekformulier toezenden aan belastingschuldige. Het toetsingsmoment blijft gelijk aan het moment van de oorspronkelijke aanvraag. Herberekening van de betalingscapaciteit vindt alleen plaats als bij de behandeling van het beroepschrift blijkt dat het inkomen van de belastingschuldige zodanig is gedaald dat de bij het eerste verzoek berekende betalingscapaciteit over de periode van twaalf maanden (vanaf de datum van het eerste verzoek) in belangrijke mate tot een te hoog bedrag is vastgesteld.27 4 Vermogenstoets Zoals hiervoor al aangegeven, vindt bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek een vermogens- en een inkomenstoets plaats. Met de vermogenstoets wordt gekeken of er op het moment van de aanvraag voldoende middelen (bezittingen) aanwezig zijn om de openstaande belastingschuld te betalen. Zijn deze middelen aanwezig, dan wordt geen kwijtschelding verleend. Ontbreken deze middelen of zijn deze onvoldoende, dan wordt met de inkomenstoets gekeken of er in de nabije toekomst alsnog betalingscapaciteit zal ontstaan waaruit de belastingschuld kan worden voldaan. In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van de vermogenstoets besproken. 4.1 Vermogen De Uitvoeringsregeling verstaat onder vermogen het saldo van de bezittingen verminderd met de schulden die hoger bevoorrecht zijn dan de openstaande belastingschulden. Daarbij gaat het om bezittingen en schulden van belastingschuldige en zijn echtgenoot. Van echtgenoten is sprake indien belastingschuldige gehuwd of geregistreerd partner is, of indien belastingschuldige met een ander ongehuwd een gezamenlijke huishouding voert tenzij die ander een bloedverwant is in de eerste graad van belastingschuldige. Bij een bloedverwant in de eerste graad gaat het om een ouder of een kind van belastingschuldige. Een broer en zus of grootouder en kleinkind zijn bloedverwant in de tweede graad zodat zij, als zij een gezamenlijk huishouden voeren, zijn aan te merken als echtgenoten. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Indien drie personen samenleven, moet worden gekeken of twee van de drie personen gezamenlijk een huishouding voeren. Is dat het geval dan dienen deze twee personen als echtgenoten te worden aangemerkt. -9- 24 Zie artikel 26, 1, onderdeel 8, van de gemeentelijke Leidraad. 25 Zie artikel 26, 4 van de gemeentelijke Leidraad. Artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. 27 Zie artikel 26, 4, onderdeel 4, van de gemeentelijke Leidraad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2009 | | pagina 80