Gemeente Breda
Raadsbesluit 2 Registratienr: 35555]
- 25% van de arbeidsinkomsten in zes aaneengesloten maanden (maximum per 1 januari 2009:
184,- per maand), voor zover iemand algemene bijstand ontvangt en dit volgens het college
bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.49
- de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 36 van de Wet werk en bijstand.50
5.2 Uitgaven
De kosten die op het inkomen in mindering mogen worden gebracht, zijn limitatief opgenomen in
artikel 15 van de Uitvoeringsregeling. Deze kosten zijn:
a. betalingen op belastingschulden, met uitzondering van die genoemd in artikel 8, tweede lid, en
betalingen op terugvorderingen van tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef
en onderdeel i, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
b. het bedrag van de voor rekening van de belastingschuldige komende nettowoonlasten tot
maximaal het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de
huurtoeslag, voor zover dit meer is dan het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van die wet.
Onder nettowoonlasten wordt verstaan: de op de belastingschuldige drukkende huurprijs, bedoeld
in artikel 5, eerste lid, van genoemde wet, dan wel hypotheekrente en erfpachtcanon ter zake van
een door hem bewoonde woning voor zover deze hem voor gebruik ter beschikking staat,
verminderd met de ontvangen huurtoeslag, bedoeld in artikel 1onderdeel e, van genoemde wet
of met de ontvangen woonkostentoeslag;
c. de niet door de werkgever ingehouden premies ziektekostenverzekering, de premie voor een
zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringsweten de premie,
bedoeld in artikel 17 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, verminderd met de
normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover reeds begrepen in de
bijstandsnorm zoals die voor de belastingschuldige geldt ingevolge artikel 475d, eerste, tweede en
vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en met de krachtens de Wet op de
zorgtoeslag ontvangen zorgtoeslag;
d. betaalde uitkeringen voor levensonderhoud ingevolge de artikelen 157, 158 of 404 van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek;
e. aflossingen op leningen voor zover die zijn aangewend voor de betaling van belastingschulden,
met uitzondering van die genoemd in artikel 8, tweede lid;
f. de met het houden van kostgangers verbonden kosten tot een totaal van 9,10 per dag. Bij de
bepaling van het aantal dagen wordt een volle maand op 30 dagen gesteld.
Andere dan de bovengenoemde uitgaven blijven bij de bepaling van de kwijtschelding buiten
beschouwing.
Nettowoonlasten
De wetgever is er in diverse regelingen van uitgegaan dat een minimumbedrag aan woonlasten voor
eigen rekening van de individuele burger komt. Bij de vaststelling van de bijstandsnormen is met deze
eigen minimumwoonlasten rekening gehouden. Door de koppeling van de kosten van bestaan aan de
bijstand zouden zonder nadere regeling de eigen minimumwoonlasten in feite dubbel worden
opgevoerd bij de kwijtscheldingsberekening. Om dit ongewenste effect te voorkomen, vindt bij de
berekening van de aftrekbare uitgaven voor wonen een correctie plaats door de brutowoonlasten te
verminderen met de eigen minimumwoonlasten.
De brutowoonlasten bestaan uit de huur voor de huurwoning of het gedeelte daarvan waar de
verzoeker zelf woont. Ook de feitelijke servicekosten waarover huurtoeslag kan worden gekregen
behoren tot brutowoonlasten. Indien de belastingschuldige een eigen huis bewoont, kunnen de
verschuldigde hypotheekrente en het eventuele erfpachtcanon als brutowoonlasten worden
aangemerkt.
- 15-
49 Zie artikel 14, eerste lid, onderdeel c, onder 4, van de Uitvoeringsregeling en artikel 31, tweede lid, onder o, van de Wet werk
en bijstand (VVWB).
50 Zie artikel 14, eerste lid, onderdeel c, onder 5, van de Uitvoeringsregeling.