Gemeente Breda
Raadsbesluit 2
Registratienr: 35555]
Betaalde alimentatie
Uitkeringen voor levensonderhoud die belastingschuldige op grond van de artikelen 157, 158 of 404
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek betaalt, zijn aftrekbare uitgaven. Het gaat hierbij om
alimentatie die belastingschuldige verschuldigd is aan een ex-echtgenoot of aan of ten behoeve van
kinderen die niet tot zijn huishouden behoren.
Kosten voor het houden van kostgangers
De met het houden van kostgangers verbonden kosten zijn forfaitair bepaald op 9,10 per dag,
ongeacht de werkelijke kosten. Indien kostgangers niet de volle week de kost genieten, wordt het
bedrag tijdsevenredig berekend. Hierbij wordt een maand op 30 dagen gesteld. Het bedrag aan
kosten wordt ten hoogste gesteld op de inkomsten uit kostgangers. De in aanmerking te nemen
kosten kunnen nooit meer bedragen dan de met het houden van kostgangers genoten inkomsten.53
5,3 Kosten van bestaan
Op het netto-besteedbaar inkomen (inkomsten van belastingschuldige minus de in artikel 15 van de
Uitvoeringsregeling genoemde uitgaven) worden de kosten van bestaan in mindering gebracht. Deze
kosten worden binnen een bepaalde bandbreedte uitgedrukt in een percentage van de feitelijke
inkomsten van belastingschuldige als bedoeld in onderdeel 5.3.2.
De bandbreedte is afhankelijk van het huishoudentype van de belastingschuldige en de hoogte van
het wettelijk minimumloon. Voor belastingschuldigen die ter verzorging of verpleging in een daartoe
bestemde inrichting zijn opgenomen, geldt een afwijkende regeling.54
5.3.1 Huishoudentypen
De regeling onderscheidt drie huishoudentypen, te weten: echtgenoten, alleenstaande ouders en
alleenstaanden. Voor de omschrijving van de huishoudentypen verwijst de kwijtscheldingsregeling
naar de Wet werk en bijstand.
Echtgenoten.
Van echtgenoten is sprake indien belastingschuldige gehuwd of geregistreerd partner is, of indien
belastingschuldige met een ander ongehuwd een gezamenlijke huishouding voert tenzij die ander een
bloedverwant is in de eerste graad van belastingschuldige. Bij een bloedverwant in de eerste graad
gaat het om een ouder of een kind van belastingschuldige. Een broer en zus of een grootouder en
kleinkind zijn bloedverwanten in de tweede graad zodat zij, als zij een gezamenlijk huishouden
voeren, zijn aan te merken als echtgenoten.
Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde
woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een
bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Indien drie personen samenleven, moet
worden gekeken of twee van de drie personen gezamenlijk een huishouding voeren. Is dat het geval
dan dienen deze twee personen als echtgenoten te worden aangemerkt. De derde persoon wordt als
alleenstaande aangemerkt. Bij het ontbreken van een gezamenlijke huishouding tussen twee
personen, wordt ieder van de drie personen als alleenstaande aangemerkt.
-17-
53
Zie artikel 15, onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling.
54 Zie www.vng.nl voor de minimum- en maximumbedragen van de bandbreedte en voör andere voor de kwijtschelding
relevante bedragen.