de mogelijkheid voor belanghebbenden om terzake zienswijzen schriftelijk of mondelina naar
voren te brengen. a
Na de inwerkingtreding van de wet van 24 januari 2002 (Wet uniforme openbare
voorbereidingsprocedure Awb, Stb.54), wordt in principe de (gewijzigde) afdeling 3.4 van de Awb
gevolgd. Het belangrijkste verschil met de thans vigerende afdeling 3.4 is de termijn waarbinnen de
ontwerp-beschikking en de relevante stukken ter inzage liggen. Deze was 4 weken en wordt 6 weken
Artikel 12 van de verordening bepaalt dat na de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare
voorbereidingsprocedure Awb afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is waar genoemd in deze
verordening.
De openbare voorbereidingsprocedure wordt in bepaalde situaties als te zwaar en niet voldoende
toegesneden op de praktijk ervaren. Er is daarom een mogelijkheid opgenomen om hiervan in
voorkomende gevallen af te wijken, mits dat gepubliceerd wordt. In artikel 5 van de verordeninq is
daarom bepaald dat het College kan besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe
te passen indien redelijkerwijs, kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat. In artikel 6
van de verordening zijn criteria aangegeven wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan
de toepassing van de procedure van afdeling 3.4 geen behoefte bestaat.
Indiening van bescheiden
Voor de melding ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming wordt gebruik qemaakt
van een door de gemeente te verstrekken formulier dat door het College is vastgesteld Voor een
goede informatieverstrekking naar derden is het nodig om de stukken en de (ontwerp-)beschikkinq
gedurende de besluitvormingsprocedure ter inzage te leggen. Daarom dienen de stukken in zesvoud bil
de gemeente te worden ingediend.
Beslistermijnen
De beschikking over ernst (en urgentie) moet op grond van artikel 29 lid 2 van de Wet
bodembescherming, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst van het nader
onderzoek of de melding, worden gegeven.
De termijn kan worden opgeschort indien de onderzoeksgegevens onvoldoende zijn om een beslissing
te nemen. Het College zal de aanvrager in dat geval in de gelegenheid stellen om, binnen een
bepaalde termijn, de benodigde gegevens alsnog te verstrekken.
Met het saneringsplan moet op grond van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming ook
binnen dertien weken na de indiening, door het College worden ingestemd. Deze termijn kan binnen
vier weken na de datum van ontvangst van de melding, eenmaal met ten hoogste dertien weken
worden verlengd als het bevoegde gezag bijvoorbeeld niet binnen de 13 weken kan beslissen op de
aanvraag vanwege de complexiteit van het saneringsplan. In deze periode kan zo nodig overleq
worden gepleegd met de meldingsplichtige. Dat overleg is er op gericht eventuele onduidelijkheden of
onvolkomenheden in het saneringsplan weg te nemen.
Het College kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen (artikel 4:5 van de Alqemene wet
bestuursrecht) indien: a wc'
het saneringsplan niet voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wet bodembeschermino en
deze verordening worden gesteld
de indiener niet binnen een hem daartoe gestelde termijn de vereiste gegevens alsnoq heeft
aangeleverd. a
Het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen, wordt gelijkgesteld met een weigerinq om een
besluit te nemen (artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht). Het besluit om het plan niet te
behandelen wordt bekend gemaakt binnen vier weken nadat het plan is aangevuld of nadat de
daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:5, vierde lid, van de Alqemene wet
bestuursrecht).
Verkorte Procedure (artikelen 5 tot en met 7)
Verkorte procedure
Het College kan besluiten om de zogenaamde verkorte procedure toe te passen. De proceduretiid
bedraagt dan in de regel 8 weken. In artikel 6 is aangegeven wanneer de verkorte procedure kan
worden toegepast, namelijk als er geen bedenkingen zijn te verwachten van belanghebbenden. Onder
belanghebbenden verstaan de wet en jurisprudentie 'degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit
7