Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 36041]
Aantal bijlagen:
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van het fractievoorzittersoverleg en met overname van de daarin vermelde
overwegingen;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende regeling:
VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2010
Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 1. Begripsbepalingen
De gemeente: de gemeente Breda
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: Het Koninklijk besluit van 22 maart 1994, Stb. 244
Vaste vergoeding: een vergoeding voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid,van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Vaste onkostenvergoeding: een onkostenvergoeding als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Presentiegeld: Een vergoeding als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden
Het college: het college van burgemeester en wethouders
Raadslid: lid van de gemeenteraad van Breda
Griffier: de griffier als bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet
Artikel 2. Bereik
Deze verordening heeft betrekking op de raadsleden van de gemeente Breda en de leden van de door de
raad van de gemeente Breda ingestelde commissies als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de
Gemeentewet.
Paragraaf 2. Vergoeding raadsleden
Artikel 3.
1Raadsleden ontvangen een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ter grootte van 100% van
het ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
maximaal toegelaten bedrag.
2. Raadsleden ontvangen een vaste onkostenvergoeding ter grootte van 100% van het
ingevolge artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
maximaal toegelaten bedrag.
3. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de
vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, naar evenredigheid van het aantal
dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.
4. De vergoedingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden in maandelijkse
termijnen betaald en overgemaakt op een door het raadslid schriftelijk aan de griffier op te geven
post- of bankrekeningnummer.
5. De vaste vergoeding en de onkostenvergoeding vangen aan met ingang van de dag van
beëdiging van het raadslid.
6. De vaste vergoeding en de onkostenvergoeding eindigen op het tijdstip van beëindiging van het
raadslidmaatschap.
-1