Gemeente Breda
Raadsbesluit Registratienr: 36041]
van het voor scholing van het raadslid in die raadsperiode nog beschikbare
bedrag en brengt dit overzicht ter kennis van de raadsleden.
Paragraaf 7. Presentiegeld commissieleden
Artikel 11.
1. Leden van commissies als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet die niet
tevens raadslid zijn of ambtenaar van de gemeente ontvangen een presentiegeld
voor iedere vergadering van de commissie, waarin zij door de raad tot lid zijn benoemd, waaraan
het commissielid heeft deelgenomen.
2. Wijkbezoeken, werkbezoeken en andere activiteiten die in commissieverband
plaatsvinden, worden aangemerkt als een vergadering als bedoeld in het eerste lid indien deze
plaatsvindt op besluit van de raad of de commissie.
3. Het in het eerste lid bedoelde presentiegeld bedraagt 100% van het ingevolge artikel 14 van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden maximaal toegelaten bedrag.
4. Het presentiegeld als bedoeld in het eerste lid wordt maandelijks uitbetaald en
overgemaakt op een door het commissielid schriftelijk aan de griffier op te geven post- of
bankrekeningnummer. Betaling vindt uitsluitend plaats aan commissieleden niet zijnde raadslid
waarvan een getekende verklaring als bedoeld in artikel 6 van het Reglement voor de
raadcommissies is ontvangen.
Paragraaf 8. Vergoeding reis en verblijfskosten
Artikel 12.
1. Aan raadsleden en commissieleden vindt vergoeding plaats van reis- en verblijfskosten die zijn
gemaakt in verband met in raads- of commissieverband gemaakte reizen buiten het grondgebied
van de gemeente door de raad of een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de
Gemeentewet. Een reis als bedoeld in dit artikel wordt geacht in raadsverband plaats te vinden
indien deze plaatsvindt op besluit van de raad of het fractievoorzittersoverleg en in
commissieverband indien dit plaatsvindt op besluit van de commissie.
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding van de reiskosten betreft:
a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige
vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;
b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid
gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de
Regeling rechtspositie wethouders.
3. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het
grondgebied van de gemeente als bedoeld in het eerste lid worden vergoed.
4. De vergoedingen als bedoeld in het eerste lid worden betaald op declaratiebasis. Het
raadslid of commissielid dient daartoe het declaratieformulier uiterlijk binnen twee
maanden na de datum waarin de kosten zijn gemaakt volledig ingevuld en ondertekend in bij de
griffier onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
5. Het raadslid of commissielid gebruikt voor de declaratie als bedoeld in het vierde lid een
declaratieformulier, waarvan het model is vastgesteld door de griffier.
Paragraaf 9. Spaarloonregeling levensloopregeling
Artikel 13.
1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f,
van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als
dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het
gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.
2. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f,
van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als
dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de levensloopregeling als
bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
-4