Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 36343] II. Retail Platform Breda Samenvatting 1In 'de visie op de detailhandelstructuur 2009-2010 wordt op pagina 49 beschreven aan welke criteria nieuwe ontwikkelingen moeten worden getoetst. Nieuwe ontwikkelingen moeten een aantoonbare meerwaarde hebben voor de detailhandelstructuur en geen blijvende negatieve effecten hebben op de bestaande structuur. Op pagina 21 staat dat nieuwe ontwikkelingen op de juiste plek moeten plaatsvinden. Tevens wordt gesteld in de visie dat de winkelfunctie van de binnenstad niet wordt aangetast. Eveneens wordt gewezen op de belangrijke plaats van de buurt- en wijkwinkelcentra. Volgens de visie moet voorkomen worden dat er distributieplanologische druk komt op de kleinste winkelgebieden. Tot slot wordt opgemerkt dat verspreide bewinkeling niet wordt voorgestaan. Het bestemmingsplan voldoet in meerdere opzichten niet aan de beleidsuitgangspunten. Zo wordt de meerwaarde niet benoemd, laat staan aangetoond. Er wordt op pagina 54 van het bestemmingsplan gewezen op de negatieve effecten zonder borging van noodzakelijke maatregelen. Ook worden de negatieve effecten niet gekwantificeerd. 2. De ontwikkeling wordt ingegeven door politieke overwegingen (financiële hulp aan NAC Breda) en minder dan wel nauwelijks door planologisch/distributieplanologische overwegingen. Op pagina 3 van het bestemmingsplan is te lezen: 'Om het plangebied ook buiten de wedstrijden van NAC intensiever te gebruiken wordt een verdichting van bebouwing met een gevarieerd programma van kantoren, megasupermarkt en (grootschalige) retail voorgesteld'. De op deze plaats verwoorde kern van het bestemmingsplan is het grootste belang, dat nagestreefd wordt. Andere belangen moeten daarvoor wijken. 3. Op pagina 18 staat geschreven dat het retailprogramma het herstructureren van bestaande slecht gesitueerde meters betreft. Een rekenkundige onderbouwing ontbreekt, terwijl deze essentieel is. Het herstructureren is onvoldoende geborgd. 4. Op pagina 19 van het bestemmingsplan wordt gesteld, dat er geen sprake is van een MER-plicht. De wijze waarop dit beoordeeld is niet juist. Verwezen wordt uitspraken van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 juni 2003, JM 2003/95 en 11 november 2004, nr. 2003 04823/1. Uit deze uitspraken blijkt dat de afdeling de drempelwaarde niet absoluut hanteert: indien immers sprake is van een cumulatie van activiteiten, zoals in deze het geval is moet het cumulatieve milieueffect beoordeeld worden. 5. Op pagina 35 en 36 van het bestemmingsplan wordt aandacht besteed aan het parkeren en de parkeerbalans. In die parkeerbalans is echter niet de situatie tijdens de wedstrijden van NAC meegenomen. Het bestemmingsplan voorziet in een aanmerkelijke uitbreiding van het stadion, waardoor de parkeerdruk aanzienlijk zal toenemen. 6. Op de pagina's 52 tot en met 54 van het bestemmingsplan wordt ingegaan op de gevolgen voor de detailhandel. Daaruit blijkt dat in een raadsbesluit van december 2007 (nummer 31392) is vastgelegd onder welke voorwaarden detailhandelsontwikkeling bij de stadionlocatie aanvaardbaar is. Die voorwaarden zijn onder meer geborgd door privaatrechtelijke overeenkomsten. Het is daarom essentieel dat de inhoud van die privaatrechtelijke overeenkomsten ter visie worden gelegd, zodat de borging kan worden geverifieerd. Zolang dit niet gebeurt kan het bestemmingsplan niet worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de XL-supermarkt. Verwezen wordt naar een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en Jumbo. Het is niet aannemelijk dat de op pagina 53 van het bestemmingsplan verwoorde voorwaarden in die anterieure overeenkomst zijn geregeld. Het voorgaande geldt ook voor de anterieure overeenkomst tussen gemeente Breda en HEJA Projectontwikkeling BV genoemd op pagina 54 van het bestemmingsplan. 7. Op pagina 63 van het bestemmingsplan wordt de financiële uitvoerbaarheid besproken. Daar ontbreekt echter een financiële analyse van de realisering van het bestemmingsplan. Er wordt gesproken over een samenwerkingsovereenkomst tussen HEJA Projectontwikkeling BV, NAC en de gemeente Breda. Gesteld wordt 'de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling is daarmee verzekerd'. Deze stelling kan echter op geen enkele wijze worden geverifieerd zonder een degelijke financiële onderbouwing, waarmee wordt aangetoond dat een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6:12 Wro niet nodig is. -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2010 | | pagina 28