Conclusies en samenvatting
-7-
wel tot de mogelijkheden. Deze dotaties zijn gebaseerd op gemeentelijke afspraken en vinden jaarlijks plaats bij de
volgende reserves:
Algemene reserves:
Algemene Reserve
Algemene Reserve Grondbedrijf
Bestemmingsreserves:
Reserve Begrotingsbeeld
Reserve Riolering
Reserve Afvalstoffen
Vanwege het bijzondere karakter van deze reserves (opvangen van risico's dan wel de specifieke bestedingsdoelen
waarvoor de reserves aanwezig zijn) wordt hieraan rente toegevoegd zodat de reguliere uitvoering van deze taken hier
mee geborgd is.
Aan andere reserves vindt geen rentedotatie plaats. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat reserves "automatisch"
verhoogd worden. Bij de onderbouwing van de hoogte van reserves is een realistische actuele raming het uitgangspunt
waardoor rentetoevoeging niet benodigd is. In het kader van een transparant afwegingskader is rentetoevoeging niet
wenselijk, zodat er voor gekozen is rentedotaties tot een minimum te beperken. Dotaties als gevolg van inflatiecorrectie
vinden aan geen enkele reserve plaats.
Bij het vormen van de reserves voor de specifieke doelen geldt ook hier als uitgangspunt dat de ramingen realistisch zijn
en afdoende om binnen de gestelde termijn te realiseren. Indien bij actualisering blijkt dat de middelen niet toereikend
zijn, bijvoorbeeld a.g.v. prijsontwikkeling, dan dient dit middels een raadsvoorstel aangevraagd te worden inclusief de
wijze waarop dit gedekt zal worden.
Voorstel: Voorgesteld wordt om de bestendige beleidslijn met betrekking tot rentetoevoeging voort te zetten via
jaarlijkse dotaties aan genoemde reserves.
7. Algemene Reserve
Voorziene risico's kunnen worden gekwantificeerd en zijn redelijk tot goed te bepalen. Voor de onvoorziene risico's geldt
dit niet. Door de onzekerheid en onbekendheid is kwantificering nauwelijks of niet mogelijk. Hiervoor is dan ook een
algemene norm benodigd. De algemene reserve heeft voornamelijk een bufferfunctie en is in die zin bedoeld om
(on)voorziene omstandigheden op te vangen. Aangezien het wel wenselijk is hier een inschatting van te maken hanteert
Breda reeds enige tijd als norm een bedrag van 10% van de algemene uitkering, gecorrigeerd voor OZB-inkomsten.
Voorheen werd deze norm ook door de provincie Noord-Brabant gehanteerd in het kader van het financieel toezicht. In
de Begroting 2010 is dit bedrag bepaald op 18 miljoen. Naast de Algemene Reserve kent Breda nog een Algemene
Reserve Grondbedrijf en een algemene reserve BSW
De Algemene Reserve wordt organisatiebreed ingezet. Bovendien kan de Algemene Reserve ingezet worden bij onver
wachte gebeurtenissen terwijl hij daarbovenop nog een vrij inzetbaar volume kent. De Algemene Reserve Grondbedrijf
is niet organisatiebreed inzetbaar maar beperkt zich tot het Grondbedrijf. Voor de algemene reserve BSW geldt een
vergelijkbaar uitgangspunt. Dit neemt niet weg dat deze wel allen tot de algemene reserves behoren en ook binnen die
categorie gepresenteerd
Voorstel: Voorgesteld wordt om de uitgangspunten van de Algemene Reserve ongewijzigd te handhaven en
deze organisatiebreed in te zetten als buffer voor het opvangen van voorziene en onvoorziene risico's. Tezamen met de
algemene reserve grondbedrijf en BSW worden ze onder de categorie algemene reserves gepresenteerd.
Zowel het BBV als de Financiële Verordening van Breda nopen tot het geregeld actualiseren van de nota Reserves en
Voorzieningen. Belangrijk vertrekpunt is het creëren van inzicht rondom de verschillende reserves en voorzieningen
waardoor een efficiënte inzet van middelen mogelijk is. Cruciaal hierin is een adequate onderbouwing en een jaarlijkse
rapportage.