XM Gemeente Breda
Raadsbesluit Registratienr: 37442]
Met betrekking tot het antwoord op de vraag of een object als perceel kan worden aangemerkt, zullen de
feitelijke omstandigheden vrijwel altijd van belang zijn. Vaste criteria voor het al dan niet aanmerken van een
object als perceel kunnen niet worden gegeven. Zie in dit verband het arrest van de Hoge Raad van 18
september 1991, nr. 27.597, BNB 1991/333, Belastingblad 1992, blz. 47 (Ermelo).
Belanghebbende maakte feitelijk gebruik van een serviceflat welke flat een keuken bevatte waarin zich
onder meer een aanrecht met gootsteen alsmede een losstaande tweepits elektrische kookplaat bevonden.
De keukenvoorziening was echter zodanig dat, zonder verandering daarvan, normaal koken niet mogelijk
was omdat voldoende apparatuur en luchtafvoer ontbraken. Normaal koken zou zodanige dampen
veroorzaken dat daardoor het brandalarm in werking zou treden. Bovendien was de feitelijk gebruiker
verplicht de warme maaltijden vanuit de centrale keuken af te nemen. Het Hof oordeelde dat het
appartement van belanghebbende niet kon worden aangemerkt als een afzonderlijk perceel in de zin van de
verordening, nu belanghebbende voor het bereiden van gekookte maaltijden aangewezen was op elders in
het gebouw aanwezige voorzieningen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en oordeelde dat
ingevolge de verordening en de artikelen 10.11 (thans de artikelen 10.21 en 10.22) en 15.33 van de Wet
milieubeheer aan de afvalstoffenheffing zijn onderworpen degenen die feitelijk gebruik maken van een
perceel waarvoor de gemeentelijke inzamelplicht geldt. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat de
afvalstoffenheffing wordt geheven daar waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere
huishouding kunnen ontstaan. De Hoge Raad vervolgt: 'In overeenstemming met die strekking is slechts dan
niet sprake van een perceel in de zin van de Verordening indien het gaat om een gedeelte van een
onroerend goed dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere
huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Van dat laatste is in het
onderhavige geval geen sprake nu belanghebbende blijkens de vaststellingen van het Hof alleen voor zijn
warme maaltijden is aangewezen op elders aanwezige voorzieningen maar voor het overige zelf een
huishouding voert waar geregeld afvalstoffen ontstaan.' In zijn uitspraak van 19 december 2003, nr. 38874,
Belastingblad 2004, blz. 293, geeft de Hoge Raad een positief geformuleerde definitie: een gedeelte van een
onroerende zaak dat blijkens indeling en inrichting is bestemd voor het voeren van een particuliere
huishouding waarin geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan, is een perceel voor de afvalstoffenheffing. In een
uitspraak van 24 november 2000, nr. 99/3908 oordeelde Hof Amsterdam dat er sprake was van zelfstandige
gedeelten. Ondanks het feit dat er sprake was van een gezamenlijke doucheruimte, een gezamenlijke
voordeur en hal was het Hof van mening dat er sprake was van zelfstandige gedeelten in de zin van de
verordening.
In zijn arrest van 7 maart 2003 heeft de Hoge Raad bepaald dat de industriële bestemming van een perceel
niet aan de verplichting tot inzameling van huishoudelijke afvalstoffen in de weg staat (HR 7 maart 2003, nr.
38055, LJN: AF5365).
Inzamelplicht
De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Tot 1 maart
1993 vond deze heffing zijn rechtsgrond in het bepaalde in artikel 61 van de Algemene wet bepalingen
milieuhygiëne. Deze wet is aangevuld met een aantal andere milieuwetten, waaronder de Afvalstoffenwet,
en is omgedoopt tot de Wet milieubeheer.
Artikel 3 Belastingplicht
Eerste lid
In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van
de Wet milieubeheer. In het eerste lid van dat artikel is bepaald dat als belastingplichtige moet worden
aangewezen degene die, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, (feitelijk;
zie wetsvoorstel 32479) gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikelen 10.21 en
10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. De
verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een
particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Zie hiervoor hetgeen in de toelichting
op artikel 2 is opgemerkt.
3