DE HEER AKINCI: Natuurlijk moet dat debat nog gevoerd worden op die inhoudelijke criteria. Daar zit wat ons betreft, geen verschil van mening. Wat ik niet aan de orde vind, en dat bedoel ik niet qua debat maar qua financiering, is dat de volledige 10 miljoen investering 2018 op de gemeentelijke begroting zou moeten drukken. Over 10 jaar overigens in plaats van over 1 jaar, zoals de heer De Jong in zijn eerste termijn verkeerd voorrekende. DE VOORZITTER: Maar de vraag van de Partij van de Arbeid was ook aan de andere fracties gericht. Mijnheer Vuijk, wilt u daar op reageren of had u nog wat anders in gedachten? DE HEER VUIJK: Ik vind het mooi dat die financiering van Brabant Culturele Hoofdstad vanavond eens langs komt. We hebben amper 2 weken geleden over Brabant Culturele Hoofdstad gesproken en toen heb ik aangegeven dat ik wel gematigd positief ben, maar dat ik in een vreselijke spagaat zit vanwege het feit dat wij enerzijds op minima korten en langs de andere kant dat schilderij op gaan hangen. Toen is die financiering eigenlijk helemaal niet aan de orde geweest en als ik nu inderdaad zie dat de heer Hardorff en de heer Akinci al voor een deel bij elkaar komen, dan denk ik: nou dat is mooi winst voor vanavond. Dus wat dat betreft, denk ik: dat is een goed uitgangspunt om het binnen het culturele veld te gaan zoeken. En als er uiteindelijk van het bedrijfsleven uit ook gefinancierd wordt aan die 10 miljoen, dan vind ik dat prima. Want we hebben toch ook als uitgangspunt sponsoring meegenomen. Dus ik vind het een winstpunt van vanavond dat we het vanavond toch over die financiering voor een deel eens zijn. DE VOORZITTER: Mijnheer De Beer, D66. DE HEER DE BEER: Dank u wel. De optie, zoals de Partij van de Arbeid die schetst, is op zichzelf wel interessant. Alleen vraag ik me dan af, maar dat is een beetje een technische opmerking, of dat miljoen op cultuur, zoals u het noemt, dan ook gaat bijdragen aan die 10 miljoen omdat we het meteen weer uitgeven. Dat is even een punt waar we dan volgens mij aandacht aan moeten schenken. Als ik even onze positie op het gebied van cultuur, want ik heb daar ook iets over gezegd, nog wat kan toelichten, dan zoek ik ook, net als anderen in deze zaal, liever een duidelijke keuze dan daar op allerlei budgetten wat van af halen, te kaas schaven. Ik kan me absoluut niet vinden in de wijze waarop de heer Van Lunteren zich uitdrukt, maar in het denken zit er misschien zelfs toch een lijn in, want die broedplaatsen waarin je voor je culturele euro heel veel waar voor je geld krijgt, heel veel de stad bewerkstelligt, die willen we absoluut in stand houden. Dus wij zoeken ook naar een slimme, scherpe keuze op gebied van cultuur. Maar, zeg ik er tegelijkertijd bij, ons criterium is wel: niet slopen maar hervormen. Wij zijn er niet op uit om een merk uit de markt te halen, zal ik maar zeggen, een museum te slopen of met een grijns te sluiten, maar wel een duidelijk keuze zodat we ook de andere culturele activiteiten daarmee helderheid bieden. DE VOORZITTER: Zijn er andere fracties die op dit thema nog inbreng willen leveren? DE HEER HARDORFF: Ik zou eigenlijk nog een vraag aan het CDA willen stellen met betrekking tot de vraag die wij gesteld hebben. Twee weken geleden heeft de heer Voorn, die hier nu ook zit, eigenlijk dezelfde vragen gesteld met betrekking tot de financiering aan de wethouder. Toen kwam daar geen antwoord op. Maar nu er een discussie ontstaan is, ben ik wel benieuwd hoe het CDA daarin staat. DE VOORZITTER: CDA. DE HEER VOORN: Mijnheer Hardorff heeft het keurig verwoord. Wij staan heel kritisch tegenover Culturele Hoofdstad 2018. Dat is zo, dat was toen zo en dat blijft voorlopig nog wel even. Ik wil die discussie van twee weken geleden best overdoen. DE HEER HARDORFF: De vraag die nu voorligt, is anders. Kijk, we moeten aan de ene kant bezuinigen en aan de andere kant staan we voor de uitdaging om 10 miljoen te investeren. We kunnen in ieder geval geen extra beslag op die 8 miljoen leggen door de principiële keuze te maken de investering van Culturele

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 29