bouwen, efficiënter werken en het optimale halen uit aanbestedingen. Ervaringen elders,
bijvoorbeeld zoals in Eindhoven, laten zien dat daar 50% van de bezuinigingen intern worden
gerealiseerd.
Voorzitter, dat waren 10 concrete punten als antwoord van de Partij van de Arbeid op de
takendiscussie, plannen waarmee Breda niet alleen haar huishoudboekje op orde krijgt, maar
vooral economisch en sociaal een mooie toekomst tegemoet gaat.
DE VOORZITTER:
Dank u wel.
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Verkuylen van het CDA.
MEVROUW VERKUYLEN:
Dank u wel.
Minder overheid en meer maatschappij. Daar gaat het volgens het CDA om in deze takendiscussie.
Hoe krijgen we het voor elkaar dat de mensen uit Breda meer grip krijgen op hun leefomgeving,
dat ze daar meer verantwoordelijkheid voor kunnen dragen? Want dat is ons duidelijk geworden in
de afgelopen takendiscussie: dat willen ze. Geen betuttelende overheid, - dat is al gezegd -, maar
vertrouwen in mensen en in organisaties, een overheid die nadrukkelijk luistert naar wat burgers
willen en hen in staat stelt dat ook uit te voeren. Maar ook: een overheid die een vangnet biedt
voor als de maatschappij zelf niet de noodzakelijke opvang en oplossing kan bieden.
Die opvatting is precies een van de kernwaarden van het CDA: die van gespreide
verantwoordelijkheid. Samen zijn we verantwoordelijk voor een goede samenleving. Beslissingen
moeten we nemen en taken moeten we uitvoeren op de plekken die daar het meest geschikt voor
zijn. We willen een zorgzame samenleving, met mensen die een boodschap hebben aan elkaar.
En die opvatting sluit naadloos aan bij de verantwoordelijkheidsladder, - die is al genoemd -, die
gepresenteerd is bij de start van de nieuwe coalitie, en daar kan maar één conclusie uit
voortvloeien: die verantwoordelijkheidsladder wordt door Breda volstrekt geaccepteerd.
Maar wat betekent die opvatting van gespreide verantwoordelijkheid, van minder overheid en meer
maatschappij, dan concreet voor de bezuinigingsopgave waar we voor staan? Wat ons betreft een
aantal denklijnen, die kunnen leiden tot de opdracht aan het college om deze te vertalen in
concrete voorstellen. En dat zijn er geen 10, maar 8.
Ten eerste. Zet minder professionals in, maar vertrouw meer op de ervaring en expertise van
vrijwilligers en maatschappelijke organisaties. Denk daarbij aan de uitvoering van jeugdwerk door
sportverenigingen en de uitvoering van re-integratie door bestaande maatschappelijke
organisaties.
Ten tweede. Stimuleer als gemeente sociale netwerken in je stad, zoals sportverenigingen, en
faciliteer vrijwilligers en verenigingen. Geef verenigingen de ruimte om te ondernemen en laat hen
bijvoorbeeld hun reserves houden.
Gebruik met name de zilveren kracht van ouderen: zij hebben Breda nog zoveel te bieden! Zij
kunnen mentor zijn voor jongeren die op school niet goed mee kunnen, maar ook een enthousiaste
leraar in de natuur- en milieueducatie.
Nummertje vier. Gebruik het maatschappelijk middenveld als onderaannemer en draag de
uitvoering van gemeentelijke taken aan hen over. Denk daarbij aan schoonmaakacties in de buurt
die nu al bijvoorbeeld in het Ginneken plaats vinden, de inzet van burgers bij het onderhoud van
het openbaar groen, de speelveldjes, groenstroken, samen met de wijk- en dorpsraden, IVN of
welke organisatie dan ook die zich aandient. Denk ook aan de indicatiestelling voor de Wmo door
de zorgaanbieders zelf, aan controles die Bouw- en Woningtoezicht nu doet, door een marktpartij.
Punt vijf. Werk meer vraaggericht en durf onderscheid te maken: ga bij de Wmo voorzieningen uit
van de behoefte en niet van het recht op. Werk bij het onderhoud van de stad volgens de
meldingen van de burgers en niet alleen vanuit de planning vanachter het bureau.
Punt zes. Meer doen en minder denken: ga nu echt aan de slag met deregulering. Denk aan
vergunningvrij bouwen, meer flexibiliteit in de bestemmingsplannen, eenvoudiger procedures voor
evenementen en versimpeling van de aanvraag én de controle van subsidies. Maar let wel: deze
medaille heeft ook een keerzijde en daar moeten we ons goed van bewust zijn: meer vrijheid en
verantwoordelijkheid betekenen ook meer risico's! En die moeten we dan wel accepteren.
Punt zeven. Intensiveer de regionale samenwerking, maar dan ook op uitvoeringsniveau: we doen
in West Brabant nu al het nodige samen, maar dat kan vast nog veel meer. En waarom moet er in
elke gemeente dezelfde beleidsnota geschreven worden?
Punt acht. Zorg voor logische en functionele dwarsverbanden en bezuinig bij voorkeur op stenen en
niet op activiteiten. Zet daarom het bestaande maatschappelijk vastgoed multifunctioneel in, -
mevrouw Haagh -, en kijk daarbij naar de accommodaties voor sport, voor welzijn, voor cultuur,
naar verzorgingshuizen en naar scholen. Kijk per stadsdeel watje hebt en verder nog watje nodig