Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 37886]
Om nu enerzijds tijdwinst te boeken door een versnelde procesgang middels een behandeling door het
college, zou deze tijdwinst anderzijds verloren gaan door het bijbehorende exploitatieplan alsnog aan de
raad te moeten voorleggen. Om hierin te voorzien wordt voorgesteld in dat geval deze bevoegdheid
eveneens aan het college over te laten.
Verzoeken om een omgevingsvergunning, waaraan slechts medewerking kan worden verleend middels
het volgen van een afwijkingsprocedure, maar die niet voorkomen op de bovengenoemde lijst van
gevallen, zullen apart voor de afgifte van een verklaring van geen bedenkingen naar de raad gezonden
moeten worden.
Vergelijking "oude" en "nieuwe "situatie
1. "oud": artikel 19 WRO
In de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening bood artikel 19 de mogelijkheid om verzoeken, welke niet
passen in een bestemmingsplan, met de vrijstellingsprocedure alsnog mogelijk te maken.
Van deze regeling is zeer veelvuldig gebruik gemaakt en heeft geleid tot een relatief korte procedure om
planologisch gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. De verzoeken, welke via de "intake", tot een
positief principebesluit hebben geleid, werden vervolgens als procedure artikel 19 WRO in gang gezet.
Op grond van het delegatiebesluit van 26 maart 2002 kon de bevoegdheid om over deze verzoeken te
beslissen gedelegeerd worden aan het college.
Tevens werden deze verzoeken getoetst aan de "Categorieën van gevallen ex artikel 19,2 WRO van de
provincie Noord-Brabant" van 16 mei 2006. Indien een verzoek paste in de randvoorwaarden van dat
besluit, kon een dergelijk verzoek als verzoek artikel 19,2 WRO in procedure gebracht worden en de
provincie had geen bemoeienis meer met dit verzoek.
Deze procedure is uit de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening geschrapt.
2. "nieuw": artikel 2.12, lid 1 Wabo/artikel 6 5., 3e lid Bor
De nu in de Wabo opgenomen regeling tot afwijken van een bestemmingsplan voor verzoeken die daarin
niet rechtstreeks passen, is in hoofdlijnen een vergelijkbare regeling.
Ook deze regeling is opgenomen voor verzoeken die niet passen in een bestemmingsplan, maar die
vanuit planologisch oogpunt wenselijk dan wel aanvaardbaar zijn. Deze verzoeken worden via de intake
behandeld en kunnen leiden tot een positief principebesluit.
De raad is het bevoegd gezag om in het kader van de afwijkingsprocedure een "verklaring van geen
bedenking" af te geven. Indien een verzoek past in het nu inliggende besluit "algemene verklaring van
geen bedenkingen" hoeft de raad tijdens de in gang gezette procedure niet meer een "verklaring van geen
bedenking" af te geven. Het verzoek kan dan na het positieve principebesluit direct in procedure gezet
worden en de raad heeft dan geen bemoeienis meer met dit verzoek.
Een schema over het procedureverloop en plaats van de toetsing aan de "algemene verklaring van geen
bedenking" is bijgevoegd.
Beoogd effect van het besluit
Met het vaststellen van het Categorieënbesluit van gevallen ex artikel 6.5, lid 3 Bor (Besluit "algemene
verklaring van geen bedenkingen (avvgb)" ten behoeve van bouwinitiatieven die niet passen in het
bestemmingsplan, maar wel passen in een goede ruimtelijke ordening, kan sneller aan een initiatief
meegewerkt worden. Bovendien kan voldaan gaan worden aan de termijn van maximaal 26 weken,
genoemd in de Wabo.
Uitvoering van het besluit
Op het moment dat een bouwinitiatief niet vergund kan worden op basis van het geldende
bestemmingsplan, wordt bezien of het bouwwerk vergund kan worden door middel van het doorlopen van
een afwijkingsprocedure waarbij getoetst wordt aan de avvgb. Niet elk bouwinitiatief dat slechts met een
afwijkingsprocedure vergund kan worden, hoeft dan aan de raad voor afgifte van een vvgb voorgelegd te
worden.
-3-