Gemeente Breda
Voor de duidelijkheid en als extra zekerheid is binnen de aanduiding 'specifieke vorm van
gemengd 2' alsnog een maximum opgenomen van 400 m2 per vestiging.
f. Hoofddoel van de Wet geluidhinder is het bieden van bescherming tegen geluidhinder en het
toetsen van geluidhinder in het kader van (ruimtelijke) ontwikkelingen, zoals bij
bestemmingsplanprocedures. Op deze wijze biedt de Wet geluidhinder een waarborg van een
goed woon- en leefklimaat. Hiernaast is het Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder van de
gemeente Breda van toepassing. Het doel van dit beleid is het realiseren van een zo goed
mogelijk woon- en leefklimaat met voldoende flexibiliteit om in bijzondere omstandigheden
gemotiveerd te kunnen afwijken. Voor een aantal nieuwe woningen langs de Stationslaan
overschrijdt de geluidbelasting de maximaal te verlenen hogere waarden. Er kan voor die locaties
dan ook geen hogere waarde worden verleend. Om woningbouw toch mogelijk te maken ter
plaatse van dit stedelijk gebied dienen deze woningen te beschikken over een zogenaamde dove
gevel. In het te ontwikkelen gebied is het wenselijk om vanuit het oogpunt van sociale veiligheid
een levendige omgeving te ontwikkelen. Met name in verband hiermee is dan besloten in dit
gebied ook woningen te realiseren Voor zover deze nieuwe woningen een te hoge gevelbelasting
hebben zullen deze dus moeten worden voorzien van minimaal één dove gevel en om te voldoen
aan het Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder en zullen de woningen met dove gevel moeten
beschikken over minimaal één geluidluwe gevel. De verplichting tot toepassing van dove gevels
is ook opgenomen in het nieuwe artikel 8, lid 8.1 van het onderhavige bestemmingsplan. Voor de
binnenwaarde van deze woningen moet worden voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk VIIIB van
de Wet geluidhinder. Zoals uit het voorgaande mag blijken is zorgvuldig omgegaan met het
bepaalde in de Wet geluidhinder en is niet in strijd gehandeld met het gemeentelijke
ontheffingenbeleid in deze.
g. In het kader van de Wet milieubeheer kunnen met name de NO2 en fijn stof concentratie
problematisch zijn. Van SO2, CO, lood en benzeen is bekend dat deze de grenswaarden in
recente jaren (vrijwel) nooit overschrijden, zoals blijkt uit de jaarlijkse rapportages vanuit het
Landelijk Meetnet Luchtverontreiniging van RIVM. Op basis van deze historische gegevens en de
wetenschap dat er geen toenamen van deze emissies zijn (Bron: Handreiking Meten en Rekenen
Luchtkwaliteit van VROM), kan er met zekerheid aangenomen worden dat er voor deze stoffen
geen overschrijdingen optreden en is het niet nodig om voor deze stoffen een berekening uit te
voeren.
Voor PM25 is er nog geen toetsingsverplichting. PM2.5 is in principe een deel van PM10 zodat de
bronbijdrage PM25 maximaal gelijk is aan de bronbijdrage PM10. Op basis van de beschikbare
achtergrondconcentraties voor PM2 5 wordt aangenomen dat wanneer aan de norm voor PM10
wordt voldaan er ook geen overschrijdingen PM2.5 zijn (PBL, 2010).
h. In de bestemmingsomschrijving van de diverse bestemmingen is mogelijkheid voor waterberging
opgenomen. Eventueel te realiseren waterbergingscapaciteit zou dan ook via deze bestemming
gerealiseerd kunnen worden. Hoeveel en waar zal in overleg met Waterschap Brabantse Delta
worden bepaald.
i. In het verleden zijn diverse onderzoeken gedaan. Deze hebben ter inzage gelegen bij het
voorgaande, op onderdelen (niet zijnde externe veiligheid) vernietigde bestemmingsplan
Stationskwartier. Gezien het feit dat het Basisnet Spoor nog niet in wet- en regelgeving is
omgezet, wordt bij het vaststellen van de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied
Stationskwartier uitgegaan van het laatste onderzoek van december 2004.
Zoals reeds eerder is aangegeven, is het Basisnet Spoor nog niet in wet- en regelgeving
omgezet. Dit zal naar verwachting in de loop van 2012 gebeuren. Tot die tijd dient de gemeente
Breda uit te gaan van het laatste onderzoek, hetgeen in december 2004 heeft plaatsgevonden. In
deze risico-analyse zijn inputgegevens als bijvoorbeeld de sporenlayout, de snelheid waarmee
mag worden gereden en toegepaste beveiligingssystemen verwerkt. Bij andere belangrijke
inputgegevens, de (toekomstige) vervoers- en aanwezigheidsgegevens, is uitgegaan van:
- De beleidsvrije vervoersprognose die door Prorail in 2003 is opgesteld en door de
toenmalige minister van V&W in april 2004 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
In een schrijven van de ministers van VROM en V&W d.d. 13 maart 2006 is door het Rijk
(nogmaals) bevestigd dat de gemeente Breda voor het vastleggen van de externe
veiligheidssituatie in het plangebied Stationskwartier van deze prognose uit mocht gaan.
- De functies en m2, en daaraan gerelateerd de hoeveelheid aanwezigen, voor het plangebied
Stationskwartier, zoals verwoord in de structuurvisie Spoorzone 2025.
Raadsvoorstel Registratienr: 37694]
>w