Gemeente Breda
e. In het kader van de Wet milieubeheer kunnen met name de NO2 en fijn stof concentratie
problematisch zijn. Van S02, CO, lood en benzeen is bekend dat deze de grenswaarden in
recente jaren (vrijwel) nooit overschrijden, zoals blijkt uit de jaarlijkse rapportages vanuit het
Landelijk Meetnet Luchtverontreiniging van RIVM. Op basis van deze historische gegevens en de
wetenschap dat er geen toename van deze emissies zijn (Bron: Handreiking Meten en Rekenen
Luchtkwaliteit van VROM) kan er met zekerheid aangenomen worden dat er voor deze stoffen
geen overschrijdingen optreden en is het niet nodig om voor deze stoffen een berekening uit te
voeren.
Voor PM2.5 is er nog geen toetsingsverplichting. PM2.5 is in principe een deel van PM10 zodat de
bronbijdrage PM25 maximaal gelijk is aan de bronbijdrage PM-io- Op basis van de beschikbare
achtergrondconcentraties voor PM2 5 wordt aangenomen dat wanneer aan de norm voor PM10
wordt voldaan er ook geen overschrijdingen PM2.5 zijn (PBL, 2010).
f. Deze opmerking is juist. In de bestemmingsomschrijving is nergens de mogelijkheid voor retentie
van water opgenomen. In het plan zal in artikel 3 Gemengd onder 3.1.bestemmingsomschrijving
alsnog de functie waterberging worden opgenomen. Vanuit het Waterschap Brabantse Delta is
eenzelfde opmerking geplaatst.
g. In het verleden zijn diverse onderzoeken gedaan. Deze hebben ter inzage gelegen bij het
voorgaande, op onderdelen (niet zijnde externe veiligheid) vernietigde bestemmingsplan
Stationskwartier Gezien het feit dat het Basisnet Spoor nog niet in wet- en regelgeving is
omgezet, wordt bij het vaststellen van de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied
Stationskwartier uitgegaan van het laatste onderzoek van december 2004.
Zoals reeds eerder is aangegeven, is het Basisnet Spoor nog niet in wet- en regelgeving
omgezet. Dit zal naar verwachting in de loop van 2012 gebeuren. Tot die tijd dient de gemeente
Breda uit te gaan van het laatste onderzoek, hetgeen in december 2004 heeft plaatsgevonden. In
deze risico-analyse zijn inputgegevens als bijvoorbeeld de sporenlayout, de snelheid waarmee
mag worden gereden en toegepaste beveiligingssystemen verwerkt. Bij andere belangrijke
inputgegevens, de (toekomstige) vervoers- en aanwezigheidsgegevens, is uitgegaan van:
- De beleidsvrije vervoersprognose die door Prorail in 2003 is opgesteld en door de
toenmalige minister van V&W in april 2004 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
In een schrijven van de ministers van VROM en V&W d.d. 13 maart 2006 is door het Rijk
(nogmaals) bevestigd dat de gemeente Breda voor het vastleggen van de externe
veiligheidssituatie in het plangebied Stationskwartier van deze prognose uit mocht gaan.
- De functies en m2, en daaraan gerelateerd de hoeveelheid aanwezigen, voor het plangebied
Stationskwartier, zoals verwoord in de structuurvisie Spoorzone 2025.
Conclusie uit deze berekeningen is dat de PR-contour (10 -contour) in de toekomstige situatie
binnen de sporenbundel blijft. Voor het GR geldt dat dit (aanzienlijk) zal dalen, maar niet (zoals
eerder wel verwacht) onder de oriëntatiewaarde zal komen te liggen. Hiervoor is in het eerder
genoemde bestemmingsplan Stationskwartier ook verantwoording afgelegd en met het vaststellen
van het bestemmingsplan door de gemeenteraad geaccepteerd.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de conclusie uit berekeningen die in het kader van het
Basisnet Spoor zijn uitgevoerd hetzelfde is. g
Zoals bij een eerdere beantwoording is aangegeven, ligt de PR-contour (10 -contour) voor de
toekomstige situatie binnen de sporenbundel. Door in het bestemmingsplan geen kwetsbare
bestemmingen op of over het spoor (maar naast het spoor) mogelijk te maken, voldoet de
gemeente Breda aan de (toekomstige) landelijke wet- en regelgeving. Daarmee is ook direct
verklaard hoe en dat met de veiligheidszone rekening is gehouden.
Zowel het PR ais GR als gevolg van de aanwezige aardgastransportleiding is door de Gasunie
bepaald. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een PR-contour en dat het GR ruim onder de
oriëntatiewaarde blijft. Verder is het zo dat volgens de laatste gegevens van de Gasunie de
betreffende leiding in juni 2011 buiten bedrijf wordt gesteld, zodat helemaal geen rekening meer
met deze aardgastransportleiding is gehouden in het vastte stellen plan.
Conclusie
Deze zienswijze opgenomen onder f gegrond en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren.
5. M.P.M. Koenraadt
Raadsvoorstel Registratienr: 37693]
-7-
>w