Gemeente Breda
Raadsvoorstel Registratienr. 37693]
h. Delen van paragraaf 4.2. over bodem zijn niet meer relevant omdat ze buiten het plangebied
vallen dan wel dat aanwezige bodemverontreinigingen zijn gesaneerd en daardoor geen relatie
meer hebben met de bouwactiviteiten. Verzocht wordt deze passages te verwijderen dan wel aan
te passen.
a. Het betreft hier wel een interwijkverbinding maar dan niet voor fietsers. De betreffende passage in
de toelichting is uit de toelichting verwijderd,
b Aan deze zienswijze wordt tegemoet gekomen. Ook op andere niveaus mogen nu de genoemde
voorzieningen worden gevestigd uiteraard met inachtneming van het maximaal toegestane
c. Daa?waar6dittof venwarring kan leiden is dit in de toelichting aangepast overeenkomstig het
gestelde in de zienswijze.
d. De aanduiding is bedoeld voor hulpverleningsvoertuigen zoals de brandweer. De opstelplaatsen
liqqen dan ook op de calamiteitenroute. Deze route zorgt dat de voertuigen te allen tijde deze
positie in kunnen nemen. Na controle van het bouwplan OVTC in combinatie met het
bestemmingsplan OVTC is geconstateerd dat aan de westzijde er voldoende ruimte is om buiten
de constructies om, de hulpverleningvoertuigen via de calamiteitenroute naar de inzetlocaties te
dirigeren voor een adequate inzet. De minimale breedte van 4 meter is in de hele zone aanwezig.
e. Deze constatering is juist. De verbeelding is hierop aangepast.
f Zoals door Prorail terecht wordt aangegeven, is het Basisnet Spoor nog niet in wet- en
reqelgeving omgezet. Dit zal naar verwachting in de loop van 2012 gebeuren.
Tot die tijd dient de gemeente Breda dan ook inderdaad uit te gaan van het laatste onderzoek
hetgeen in december 2004 heeft plaatsgevonden. In deze risico-analyse zijn inputgegevens als
bijvoorbeeld de sporenlayout, de snelheid waarmee mag worden gereden en toegepaste
beveiligingssystemen verwerkt. Bij andere belangrijke inputgegevens, de (toekomstige) vervoers-
en aanwezigheidsgegevens, is uitgegaan van;
De beleidsvrije vervoersprognose die door Prorail in 2003 is opgesteld en door de
toenmalige minister van V&W in april 2004 naar de Tweede Kamer is gestuurd. In een schrijven
van de ministers van VROM en V&W d.d. 13 maart 2006 is door het Rijk (nogmaals) bevestigd dat
de gemeente Breda voor het vastleggen van de externe veiligheidssituatie in het plangebied
Stationkwartier van deze prognose uit mocht gaan.
De functies en m2, en daaraan gerelateerd de hoeveelheid aanwezigen, voor het
plangebied Stationskwartier, zoals verwoord in de structuurvisie Spoorzone 2025.
Conclusie uit deze berekeningen is dat de PR-contour (10 -contour) in de toekomstige situatie
binnen de sporenbundel blijft. Voor het GR geldt dat dit (aanzienlijk) zal dalen, maar niet (zoals
eerder wel verwacht) onder de oriëntatiewaarde zal komen te liggen. Hiervoor is in het eerder
genoemde bestemmingsplan Stationskwartier ook verantwoording afgelegd en met het vaststellen
van het bestemmingsplan door de Gemeenteraad van Breda geaccepteerd.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de conclusie uit berekeningen die in het kader van het
Basisnet Spoor zijn uitgevoerd hetzelfde zijn.
q In de toelichting is het niet noodzakelijk de actuele stand van zaken te vermelden De meest
essentiële informatie, nodig voor het opstellen van het bestemmingsplan, is in de toelichting
meegenomen.
h. De toelichting van een bestemmingsplan wordt niet 1 op 1 gebruikt voor de toets aan het
bouwplan. In de toelichting is het niet noodzakelijk de actuele stand van zaken te vermeldem
Bodemonderzoeken buiten het plangebied zijn vermeld omdat het uitsplitsen geen duidelijk beeld
oplevert. Uit de ons bekend zijnde gegevens blijkt afdoende dat de bestemmingen ook in dit kader
uitvoerbaar zijn.
Conclusie
De zienswijzen opgenomen onder de punten a, b, c, en e gegrond en de overige zienswijzen
ongegrond te verklaren.
9 t/m 15 G. Duggert en K. de Gast, I. Meijer,.P.J. Ploegmakers en E.M.C. Verstegen, I. Hoogeboom,
C. Bousché, Vereniging van Eigenaren Stationsplein-Emmastraat en P. van Tetering
-11-