een vennootschap). In dit model zijn toezicht en bestuur (- directie) aan verschillende organen toebedeeld, zodat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid kan uitoefenen op basis van duidelijk gescheiden rollen. De directie is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de stichting. De RvT benoemt, schorst en ontslaat de directeur, stelt de begroting, de jaarrekening, het beleidsplan (strategisch plan) en het jaarplan vast en staat de directie met raad en daad terzijde. De RvT dient het belang van de instelling met al zijn stakeholders; de RvT oefent dus geen toezicht uit namens het College van B&W. Bij de start benoemt de gemeente de leden van de Raad van Toezicht, daarna worden nieuwe leden benoemd door de zittende leden (coöptatie). Gezien de schaal van de instelling en de gewenste bestuurlijke transparantie wordt geadviseerd om te kiezen voor het Raad van Toezicht model. Bijkomend voordeel van een Raad van Toezicht is dat hiermee toegang wordt verkregen tot (nieuwe) kennis en netwerken, hetgeen van grote waarde is voor de verzelfstandigde instelling. Dit betekent dat de statuten volgens dit model ingericht zullen worden. De gemeente, in haar hoedanigheid van oprichter van de stichting, werft en benoemt de gehele Raad van Toezicht op basis van een vooraf opgestelde profielschets waarin de omvang van de RvT en de vereiste kwaliteiten en competenties worden beschreven. 4.2 Code Cultural Governance Voor het goed bestuur van culturele instellingen is door de Commissie Cultural Governance in februari 2000 een Code Cultural Governance ontwikkeld. Deze code is een hulpmiddel voor culturele organisaties bij het in praktijk brengen van goed bestuur (good governance), adequaat toezicht en transparante verantwoording. u In deze Code zijn aanbevelingen voor goed bestuur geformuleerd welke neergelegd zijn in De 23 Aanbevelingen Cultural Governance". Uit het oogpunt van goed bestuur adviseren wij de gemeente om in de statuten op te nemen dat de stichting "De 23 Aanbevelingen Cultural Governance" uit de Code Cultural Governance hanteert, (zie Bijlage 1) Cultuurfondsen, sponsors, subsidiegevers, e.d. hechten daar waarde aan. Uit het oogpunt van goed bestuur wordt afgeraden om gemeentebestuurders, -ambtenaren of raadsleden in de Raad van Toezicht te benoemen. Zij kunnen dan immers in een "conflict of interest komen wanneer het gaat om de belangen van de stichting af te wegen tegen die van de gemeente. 4.3 Bestuurlijke zeggenschap en controle De zeggenschap over (en de verantwoordelijkheid voor) het bedrijfsbeleid, de bedrijfsstrategie en financiën van de instelling berust na verzelfstandiging bij de directeurbestuurder van de stichting. Gelet op de in hoofdzaak gemeentelijke "financiering" van de stichting staan de gemeente evenwel instrumenten ter beschikking waarmee zij voldoende zeggenschap en controle op de ter beschikking gestelde middelen kan uitoefenen. Dit wordt gerealiseerd a. via statutaire bepalingen en b. via bepalingen in de subsidiebeschikking. a. in statuten te regelen: Het is voor de gemeente van belang om haar bestuurlijke zeggenschap en invloed van meet af aan te regelen in de statuten van de stichting. De zeggenschap van het College van Burgemeester en Wethouders in de stichting kan statutair worden vastgelegd in de volgende bevoegdheden c.q. artikelen: Het College benoemt de gehele eerste Raad van Toezicht (RvT); 15

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 194