6.4 Weerstandsvermogen (incidentele kosten)
In de verzelfstandigde situatie is sprake van een stichting, waarin de huidige activiteiten zijn
ingebracht.
Om in de behoefte aan werkkapitaal te kunnen voorzien, om incidentele tegenvallers en risico's te
kunnen opvangen en vanwege het feit dat culturele instellingen geen vastgoed in eigendom hebben,
dat als buffer kan dienen of waarop ze kunnen lenen bij de bank, heeft de stichting
weerstandsvermogen nodig. De stichting moet solide gefinancierd zijn.
In de praktijk en literatuur wordt een weerstandsvermogen van 5-10% van de begrotingsuitgaven als
redelijk solide gezien (de grote adviesbureaus als Berenschot en Twynstra hanteren voor de
cultuursector 5-10%). Het gaat dan om ervaringsnormen welke derhalve betrekkelijk arbitrair zijn.
Uit TPC, "Platform voor Public Governance, Audit Control" komt de volgende definitie: "het
weerstandsvermogen is het eigen vermogen minus de materiële vaste activa uitgedrukt als
percentage van de jaarlijkse rijksbijdrage".
Voor scholen in het Voortgezet Onderwijs hanteert het ministerie van OCW een ondergrens van 10%
en een bovengrens van 40% weerstandsvermogen. Voor het Primair Onderwijs is door OCW geen
onder- of bovengrens vastgesteld. Over het algemeen wordt voor het PO 5% weerstandsvermogen
als een absoluut minimum beschouwd.
De genoemde verschillen in het definiëren van het benodigde weerstandsvermogen zijn opmerkelijk.
Een sluitende verklaring is hiervoor niet te geven; dit hangt waarschijnlijk samen met de betrokken
financieel experts en hun gedachten over weerstandsvermogen.
Waar het om gaat is dat de stichting op een gezonde wijze gefinancierd wordt en niet na 1 of 2 jaar
weer bij de gemeente moet aankloppen.
Conclusie is dat zowel normen als bedragen voor weerstandsvermogen betrekkelijk elastisch zijn. Ze
zijn niet spijkerhard, er zit een behoorlijke rek in.
Bij het verzelfstandigen van De Beyerd is een weerstandsvermogen van 2 ton gevormd. Dit is 10%
van het door de gemeente verstrekte subsidie.
Voorgesteld wordt om voor de nieuwe instelling van ditzelfde uitgangspunt uit te gaan. Dit betekent
een bedrag van 1 miljoen.
Het beschikken over een weerstandsvermogen houdt ook in dat de stichting voor onverhoopte
tegenvallers straks niet meer bij de gemeente kan aankloppen. Eventuele exploitatieverliezen of
andersoortige risico's dienen binnen deze buffer te worden opgevangen.
Hiervan uitgezonderd zijn gedwongen ontslagen vanwege vermindering van de gemeentelijke
subsidie. De gevolgen daarvan blijven voor rekening en risico van de gemeente (zie ook hoofdstuk
8).
24