8. Relatie tussen de gemeente Breda en de nieuwe organisatie
Zoals eerder is vermeld, heeft de gemeenteraad van Breda met het vaststellen van de beleidsvisie
Factor C in 2008 het uitgangspunt geformuleerd dat de positie van de gemeentelijke culturele
instellingen meer gelijk zou moeten worden gemaakt aan die van de andere culturele instellingen in
de stad. De gewenste relatie tussen de gemeente en de culturele instellingen kan derhalve
omschreven worden als uniform, zakelijk en gericht op de uitvoering van het cultuurbeleid.
Een gemeente die haar grootste culturele instellingen van de stad op afstand zet, moet beschikken
over richtinggevende beleidskaders. Verzelfstandigde culturele instellingen zullen moeten weten
welke culturele doelstellingen de gemeente, als belangrijkste financier, nastreeft en welke eisen
gesteld worden aan de culturele programmering van de instelling. De instelling moet dus weten
wanneer zij het in de ogen van de gemeente goed heeft gedaan en waarop zij door de gemeente zal
worden afgerekend.
Uitgangspunt na de verzelfstandiging is het cultuurbeleid van de gemeente Breda, zoals verwoord in
de beleidsvisie Factor C. Voor de Bibliotheek Breda is dit verder uitgewerkt in de beleidsvisie
Bibliotheek Breda, die in de zomer van 2009 is vastgesteld. De bezuinigingsopdracht die daarmee
werd gegeven wordt momenteel nader uitgewerkt in o.a. een Masterplan Huisvesting. Na
besluitvorming op de daarin verwoorde voorstellen zal aanpassing van de beleidsvisie volgen. Aan
een actualisering van de beleidsvisie voor de Nieuwe Veste wordt momenteel gewerkt. Beide
beleidsvisies kunnen in het najaar van 2011 worden voorgelegd.
Het College blijft, ook na de verzelfstandiging, politiek aanspreekbaar op de culturele en financiële
resultaten van de culturele instellingen die de gemeente subsidieert. Dit betekent onder meer dat
het College aangesproken kan worden op toegankelijkheid (in prijs en mix van activiteiten) en de
continuïteit van het culturele aanbod van de instelling. Democratische controle op het functioneren
van de instelling blijft (Wie betaalt, bepaalt.) De instelling krijgt wel de ruimte om flexibel in te
kunnen spelen op ontwikkelingen in de vraag en de smaak van het publiek en het aanbod daarop aan
kunnen passen. Anders gezegd: de instelling moet de ruimte krijgen om cultureel te kunnen
ondernemen.
Bestuurlijke sturing vindt plaats op afstand en op hoofdlijnen, op basis van een vierjaarlijks
(meerjarenplan met beleidsvorming op langere termijn), jaarlijks vertaald in een begroting en
beoogde resultaten.
28