Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 37981] Zo mag het bebouwingspercentage voor percelen met een vrijstaande woning maximaal 50%, met een maximum van 400 m2 (na afwijking) bedragen en mag het vloeroppervlak voor bijgebouwen maximum 100 m2 (na afwijking) bedragen. Meer oppervlakte aan bijgebouwen is niet wenselijk vanwege de afstand tot de aangrenzende percelen. Conclusie Op grond van het bovenstaande achten wij de zienswijze ongegrond. VII. Deloitte Financial Advisory Services B.V. Real Estate Advisory namens Kerry BV Samenvatting De locatie aan de Ettensebaan 10 is thans niet meer in gebruik door Kerry BV. Kerry wil graag de locatie herontwikkelen tot een locatie met circa 26.000 m2 nieuwbouw detailhandel (PDV/GDV) en circa 20.000 m2 parkeervoorzieningen en infrastructuur. Indiener verzoekt daarvoor de locatie aan de Ettensebaan 10 te wijzigen naar een bestemming die ook detailhandel mogelijk maakt. Beoordeling In de door de raad vastgestelde Structuurvisie Bedrijventerrein is dit gebied aangegeven als te behouden bedrijventerrein. In overeenstemming met deze visie is in het bestemmingsplan Tuinzigt-Westerpark voor deze locatie de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen, waarbij detailhandel niet mogelijk is. Daarnaast wordt in de detailhandelsnota 2010-2020 de visie op de toekomstige detailhandelsstructuur beschreven. Het beleid richt zich op verdere versterking van de binnenstad als een lokaal en (boven)regionaal verzorgend hoofdwinkelcentrum. De ontwikkeling van het gebied Achter de Lange Stallen met ca 25.000 m2 bvo heeft daarbij prioriteit. Verder is het beleid gericht op het realiseren van de overige genoemde retailprojecten (woonboulevard, stadionlocatie, Dr. Struyckenplein). Het centrale toetsingskader voor het beoordelen van nieuwe winkelontwikkelingen is de visie op de detailhandelsstructuur. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt indien aangetoond wordt dat het initiatief meerwaarde heeft voor de detailhandelsstructuur en het initiatief geen blijvende negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur. De Kerry-locatie is in de structuurvisie detailhandel niet in beeld als winkellocatie en gezien de nog in ontwikkeling zijnde plannen lijkt een nieuw project van 26.000 m2 bvo niet wenselijk. Het thans voorliggende bestemmingsplan Tuinzigt-Westerpark heeft een hoofdzakelijk conserverend karakter en is in een fase van het bestemmingsplanproces waarin dergelijke grootschalige ontwikkelingen niet meer inpasbaar zijn. Indien Kerry voor hun terrein een concrete invulling tot herontwikkeling heeft dan kan zij hiervoor een officieel initiatiefverzoek indienen bij de gemeente Breda. Bij een bestemmingsplanwijziging is een integrale toets noodzakelijk waarbij het initiatief getoetst wordt op voorde ruimtelijke ordening relevante aspecten als: Inpassing in de omgeving; Bereikbaarheid Parkeermogelijkheden bezoekers en personeel; Bevoorrading; Beeldkwaliteit. Het college neemt uiteindelijk een principebesluit om wel of geen medewerking te verlenen aan het initiatief. Indien het college positief besluit dan zal hiervoor een aparte ruimtelijke procedure opgestart moeten worden. Op dit moment en in deze fase van het bestemmingsplan kan niet zondermeer de bestemming worden gewijzigd in detailhandel, aangezien het voorstel dergelijke grootschalige effecten met zich meebrengt die nu niet te overzien zijn. Een dergelijke grootschalige herontwikkeling rechtvaardigt een eigen zelfstandige procedure, los van dit (overwegend) conserverend bestemmingsplan. Conclusie Op grond van het bovenstaande achten wij de zienswijze ongegrond. VIII. Dhr. Leemans

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 109