Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 38223]
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening op de gemeentelijke rekenkamer
Artikel 1
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten
worden uitgeschreven. In deze verordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid
en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen.
Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt in
deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de
nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt.
Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid
werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.
Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral
om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de
gemeentelijke baten en lasten.
Artikel 2
De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer
bestaat echter niet van rechtswege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet
het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet
geeft geen regels voor het aantal, maar in de praktijk zal een gemeente doorgaans kiezen tussen een
eenhoofdige rekenkamer, ook wel aangeduid als het "directeursmodel", en een collegiale rekenkamer van
drie personen, zoals de Algemene Rekenkamer bij het Rijk.
Artikel 4
In deze verordening wordt er van uitgegaan dat beslissingen van de raad over de rekenkamer worden
voorbereid door een commissie uit de raad. Hiervoor wordt de raadscommissie Bestuur aangewezen;
deze commissie is het aanspreekpunt voor de aangelegenheden met betrekking tot de rekenkamer. De
commissie treedt als 'ontvanger' van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt ook de overige
contacten met de rekenkamer.
Artikel 5
Het eerste lid bevat de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van
een door de commissie Bestuur samengestelde selectiecommissie van 5 raadsleden.
Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere
functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81 f noemt de functies die
onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te
gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het
derde lid van artikel 5 bepaalt dat de selectiecommissie de hiervoor benodigde informatie moet
verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de selectiecommissie de informatie moeten verschaffen
die op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar gemaakt zal moeten worden. Ook zal
duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt. Tot slot is een verklaring omtrent het
gedrag vereist.
Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in
functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als
de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad zou er voor kunnen
kiezen daarvoor steeds een ad hoe regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit,
bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier in lid
4 van artikel 5 is gedaan.
Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt
gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft
de raad dus een keuze. In de voorliggende verordening is dit geregeld in de vorm van een advies aan de
selectiecommissie van de zittende leden van de rekenkamer.
Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan
artikel 81 f van de wet, waarin de incompatabiliteiten worden geregeld: de "geloofsbrieven" van de
kandidaten.