Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 38223]
Artikel 6
Op grond van artikel 81c, derde lid, kan de raad plaatsvervangende leden benoemen. Dit is overigens
vooralsnog feitelijk niet de bedoeling. De wet bepaalt verder niets over hun rol. De plaatsvervangende
leden kunnen tijdelijk invallen als een van de leden door ziekte of anderszins langere tijd niet in staat is
zijn functie uit te oefenen. Ook kunnen ze opgeroepen worden om voor een speciaal project tijdelijk de
rekenkamer aan te vullen.
Het tweede lid verklaart de bepalingen uit deze verordening van overeenkomstige toepassing op de
plaatsvervangende leden om te voorkomen dat deze plaatsvervangende leden bepaalde
(onderzoeks)bevoegdheden niet zouden kunnen gebruiken.
Artikel 7
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op
non-activiteit te stellen in bepaalde situaties een en ander conform de bepalingen van de Gemeentewet.
Artikel 8
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking
gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de
rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De
rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de
gemeenteraad.
Artikel 9
De raad stelt de vergoeding voor de voorzitter en de leden vast.
De in lid 1 genoemde bedragen hebben als pijldatum de instelling van de rekenkamer in 2004 en zijn
vanaf dat jaar aan indexering onderhevig.
Artikel 10
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke
onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek
instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in
artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de
wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de
rekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij de afwijzing van het
verzoek motiveren.
Artikel 11
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij(en) de kans krijgt om te
reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats
waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren
worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van
toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren
op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot
brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel
aanbevelingen.
Om te benadrukken dat wederhoor de standaardwerkwijze is, dient een afwijking daarvan te worden
besproken in de raadscommissie Bestuur.
Artikelen 3, 12 en 13
Deze bepalingen behoeven geen toelichting.
-6