Gemeente Breda r In beide gevallen wordt het hoofdgebouw op minimaal 4 meter uit de perceelsgrens gesitueerd. Een woning heeft daarbij een kleiner volume dan een bedrijfsgebouw. Gelet hierop wordt het uitzicht ten opzicht van het geldende bestemmingsplan, maar ook op de feitelijke situatie, enigszins gewijzigd. Doch ons inziens is deze wijziging, mede door de aanpassing van de randvoorwaarden, niet onaanvaardbaar. 16. In de planregels is voorgeschreven dat de woningen enkel mogen beschikken over een kap. Ook wordt de nokrichting voorgeschreven. Met deze voorschriften wordt er nog strenger en specifieker gestuurd op de bebouwingsmogelijkheden. Met betrekking tot de nadelige invloed op het zonlicht kan worden medegedeeld dat kaprichtingen en kapsoorten geen gevolgen hebben voor de schaduwwerking ter plaatse. Zie ook de beoordeling onder punt 8. Een dakkapel mag enkel vergunningsvrij gerealiseerd worden in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak. Dat er vergunningsvrij gebouwd mag worden brengt niet met zich mee dat er helemaal geen regels meer van toepassing zijn. Elk bouwwerk moet aan de regels uit het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek voldoen. Het uitgangspunt bij het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek (boek 5 titel 4 Bevoegdheden en verplichtingen van eigenaars van naburige erven) is dat buren elkaar geen hinder mogen toebrengen, bijvoorbeeld door zonlicht weg te nemen, trillingen te veroorzaken of stank te verspreiden. 17. Met betrekking tot de opmerkingen over het aantasten van de privacy verwijzen wij naar hetgeen is opgenomen onder punt 6, 8 en 10. Wanneer reclamanten van mening zijn dat hun woning minderwaard is geworden als gevolg van de planontwikkelingen dan kunnen reclamanten, op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, zodra het planologisch besluit dat de ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt onherroepelijk is geworden, een verzoek om tegemoetkoming in planschade indienen. 18. Nu de ingezette vrijstellingsprocedure door ontwikkelingen in de wetgeving en de jurisprudentie niet kan worden afgerond betaalt de gemeente de kosten van het nieuwe bestemmingsplan. De bouwkosten en eventuele planschade komen voor rekening van de ontwikkelaar. Wanneer omwonende menen recht te hebben op planschade dan kunnen zij deze claimen bij de gemeente, schade als gevolg van bouwwerkzaamheden kan worden verhaald op de ontwikkelaar. 19. In artikel 4.2.4 van de planregels wordt de hoogte van de erf- en terreinafscheidingen voorgeschreven Hiernaast is in het kettingbeding de specifieke eis opgenomen dat de erfafscheidingsmuur tussen het plangebied en de noorderfgrens (aan de zijde achtertuinen en brandgang Barbaralaan) maximaal 3 meter hoog mag zijn. Artikel 12.2 schrijft voor dat nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing kunnen worden gesteld, onder meer ten behoeve van de sociale veiligheid. Er zijn dus zowel in de planregels als in het kettingbeding dan ook wel degelijk voorschriften opgenomen betreffende de afscheiding en de sociale veiligheid. 20. Het betreft hier een particulier initiatief, waarbij de locatie is getoetst aan het gemeentelijke beleid. Alleen daar waar dit vanuit ruimtelijk-planologisch oogpunt wenselijk is, wordt medewerking verleend middels de daarvoor bedoelde procedures. Aan de hand van de omvang van de percelen zijn 8 woningen toegestaan, dit aantal woningen wordt op deze locatie acceptabel geacht. 21. In de regels van het bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om op de gronden met de bestemming 'verkeer' speelvoorzieningen van maximaal 5 meter toe te laten en lichtmasten (lantaarnpalen) van maximaal 8 meter. Deze maximaal toegestane maten zijn in principe standaardmaten. In het plangebied wordt niet voorzien in de plaatsing van speelvoorzieningen dus de bepaling over het toestaan van speelvoorzieningen komt naar aanleiding van deze zienswijze in zijn geheel te vervallen. De maximale hoogte van 8 meter voor lichtmasten is een standaard maat maar gelet op deze specifieke locatie is de maximale hoogte aangepast naar 6 meter. De lichtmasten worden geplaatst langs de nieuwe straten op particulier terrein. De gemeente kan in het bestemmingsplan niet sturen op de plaatsing ervan. 22. Wij verwijzen hierbij naar de beoordeling onder punt 1 en 2. 23. Wij verwijzen hiervoor naar hetgeen opgenomen onder punt 6, 8, 10 en 15. 24. Wij verwijzen hierbij naar de beoordeling onder punt 3, 4, 5, 6, 8, 10 en 15. 25. Op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen reclamanten, zodra het planologisch besluit dat de ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt onherroepelijk is geworden, een verzoek om tegemoetkoming in planschade indienen. Raadsvoorstel Registratienr: 38198] -17- >w

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 128