Gemeente Breda
Conclusie
De zienswijzen achten wij deels gegrond voor wat betreft de opmerking betreffende de
materiaalkeuze en de planregels omtrent de bouwdiepte, de maximale goothoogte van de
hoofdgebouwen en de maximale hoogte van speelvoorzieningen en lichtmasten. Voor het overige
deel stellen wij voor de zienswijzen ongegrond te verklaren.
D. De heer Nagtzaam, Bavelselaan 125
Samenvatting
Reclamant is het op de onderstaande punten niet eens met de geplande ontwikkeling van acht
woningen op de voormalige bedrijfslocatie aan de Bavelselaan 131-143 middels het bestemmingsplan
'Breda Zuid, Bavelselaan 131 - 143':
1Achter het perceel Bavelselaan 125 bevindt zich nu een muur behorende bij een loods. Deze
muur is zo'n 4 a 5 meter hoog. Wanneer deze muur wordt vervangen dient de nieuwe
erfafscheiding minimaal 3 meter te bedragen om inkijk te voorkomen en privacy te waarborgen.
2. In verband met inkijk en privacy is het wenselijk om op de verdieping van de nieuwe woningen op
het perceel achter de Bavelselaan 125 geen uitzichtgevende ramen te plaatsen in de naar de
Bavelselaan gesitueerde gevels en dakvlakken.
3. De heer Nagtzaam maakt bezwaar tegen de te bouwen woning aan de Bavelselaan nr. 129. Deze
zgn. '4e woning' doet afbreuk aan het karakter van het blok van de 3-onder-1-kap woningen,
Bavelselaan 125, 127 en 129.
Beoordeling
1Naar aanleiding van diverse zienswijze is artikel 4.2.4 onder a in de planregels aangepast. De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten noorden van het plangebied mag maximaal 3 meter
bedragen. In de voorwaarden in het kettingbeding opgenomen dat de afscheidingsmuur tussen
het plangebied en de noorderfgrens (aan de zijde achtertuinen en brandgang Barbaralaan)
maximaal 3 meter hoog mag zijn. Deze voorwaarde is niet expliciet opgenomen voor de woning
aan de zijnde van de Bavelselaan, dit omdat de afstanden van de nieuwbouw tot de bestaande
woningen aan de Bavelselaan zijn groter dan de afstanden tussen de nieuwbouw en de woningen
aan de Barbaralaan.
2. Voor wat betreft uitzichtgevende ramen en/of gevelopeningen en/of balkons in de naar de
Barbaralaan of de Bavelselaan 135 gesitueerde gevels is het kettingbeding aangepast. De
woning van reclamant ligt echter op een grotere afstand ten opzichte van de nieuwbouw dan de
woningen aan de Barbaralaan of de Bavelselaan 135. Hiernaast is het niet waarschijnlijk, gelet op
de in de planregels opgenomen bouwregels, dat de hoofdbebouwing pal achter de Bavelselaan
125 geplaatst zal worden. Gezien het voorgaande zal er geen significant zicht ontstaan op het
interieur van verblijfsruimten van reclamant. Er bestaat dan ook geen aanleiding om voor de
woning Barbaralaan 125 een vergelijkbare bepaling in het kettingbeding op te nemen als voor de
woningen aan de Barbaralaan of de Bavelselaan 135.
3. In artikel 4.2.2 en 4.2.3 van de regels bij het bestemmingsplan en op de verbeelding worden
voorschriften gesteld voor de te bouwen woning aan de Bavelselaan nr. 129. Het betreft hier de
plaatsing van het hoofdgebouw op het perceel, de maximale afstand tot de voorgevelrooilijn, de
maximale goot- en bouwhoogte, de bouwdiepte en het feit dat de woning dient te beschikken over
een kap met voorgeschreven nokrichting. Met het stellen van maximale maten laten de regels en
de verbeelding ruimte om te komen tot een passend bouwplan. Andere aspecten, welke
samenhangen met de architectuur van de woning, komen pas aan bod tijdens de
omgevingsvergunningsprocedure. De aanvragen om een omgevingsvergunning worden te zijner
tijd getoetst door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en deze commissie toetst of een bouwplan,
qua uitstraling, materiaalgebruik, kleurstelling ed. past in zijn omgeving. Bij afgifte van de
omgevingsvergunning kan eventueel bezwaar gemaakt worden door omwonenden.
Conclusie
De zienswijzen zijn naar onze mening deels gegrond voor wat betreft de opmerking betreffende de
hoogte van erf- en terreinafscheiding. Voor het overige deel stellen wij voor de zienswijzen ongegrond
te verklaren.
Raadsvoorstel Registratienr: 38198]
-18-
>w