Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 38365]
c. Op basis van de zienswijze is, in lijn met de aanduiding aan de Teteringsedijk 90a, op de gronden
aan de Teteringsedijk 96 ook de aanduiding dienstverlening' toegevoegd. Ter plaatse is wonen,
dienstverlening en kantoor toegestaan conform het huidige gebruik.
d. In het vigerende bestemmingsplan 'Brabantpark' is wonen op deze locatie toegestaan zonder
beperkingen of voorwaarden (om die reden is ook het voorbereidingsbesluit genomen). Het gebruik
van de woning voor kamerverhuur is niet expliciet uitgesloten en is dus mogelijk. Pas bij de
bouwvoorschriften wordt het begrip 'woning' gebruikt en dit begrip is in artikel 1, lid 20 omschreven
als "een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden". Indien een
woning dus wordt verbouwd met een omgevingsvergunning tot een studentenhuis, kan dus sprake
zijn van overtreding van de voorschriften uit het thans vigerende bestemmingsplan 'Brabantpark'. De
procedure met betrekking tot het handhavingsverzoek staat los van voorliggende
bestemmingsplanprocedure. In het voorliggende nieuwe bestemmingsplan is geregeld dat
kamerverhuur niet meer is toegestaan. De woningen waar op basis van het vigerende
bestemmingsplan "Brabantpark" legaal kamerverhuur plaatsvindt, wat betreft gebruik, vallen onder
het overgangsrecht. Indien sprake is van illegaal gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, mag dat gebruik niet worden voortgezet (artikel 28). Dit geldt tevens
voor illegale bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan.
In het kader van het verzoek om handhaving zal een besluit worden genomen of sprake is van
legale of illegale kamerverhuur bij de panden Teteringsedijk 98 en 100 en of handhavend zal worden
opgetreden.
e. In de Nota Parkeer- en stallingsbeleid Breda staat dat op een aantal locaties in woongebieden buiten
het stadshart nauwelijks fietsenstallingen aanwezig zijn. Dit is onder andere het geval bij een aantal
woon- en winkelvoorzieningen en dorpskernen. Ook buiten het stadshart wordt ingestoken op het
plaatsen van beugels die voldoen aan het keurmerk FietsParKeur. De volgende criteria worden
gehanteerd bij het al dan niet realiseren van nieuwe stallingsvoorzieningen:
- Voor nieuw te realiseren voorzieningen geldt dat deze moeten voorzien in de fietsparkeerbehoefte
die door de voorzieningen wordt opgewekt. De normering moet voldoen aan de parkeernormering
die in het Bouwbesluit voor de desbetreffende functie is opgenomen. De beugels moeten dus
binnen het project gerealiseerd worden.
- Voor bestaande voorzieningen geldt dat hier fietsbeugels geplaatst worden indien:
- op basis van klachtenregistratie duidelijk is geworden dat er sprake is van parkeeroverlast
van geparkeerde fietsen
- het kort geparkeerde fietsen betreft. Lang geparkeerde fietsen moeten gestald worden in een
berging of op eigen terrein;
- het gaat om (wijk)winkelcentra, kleine bedrijvigheid, wooncomplexen (uitsluitend bij hoogbouw
of appartementen), recreatieve bestemmingen.
In het Bouwbesluit van het Rijk is voor een aantal functies fietsparkeernormen opgenomen. Dat
betekent dat een bouwvergunning alleen verstrekt mag worden indien aan deze normen wordt
voldaan. Anders dan bij parkeernormen voor de auto, is het, door deze opname in het Bouwbesluit,
niet mogelijk om als gemeente zelf fietsparkeernormen vast te stellen op basis waarvan de afgifte
van een bouwvergunning voor nieuwe ontwikkelingen getoetst kan worden. Het Bouwbesluit gaat
immers altijd boven de gemeentelijke bouwverordening. Voor woningen kan de gemeente echter wel
zelf normen opleggen. Deze bedraagt twee per woning.
In een consoliderend bestemmingsplan is het niet gebruikelijk dat fietsparkeerplaatsen geregeld
worden. Hiervoor bestaan thans geen normen voor in Breda, anders dan voor autoparkeerplaatsen.
Het bestemmingsplan is bovendien niet het instrument dat gaat over de daadwerkelijk aanleg en
inrichting van de openbare ruimte. Een concreet voorstel voor een locatie waar fietsparkeerplaatsen
toegevoegd moeten worden, kan door aanvrager worden voorgelegd aan de zogenoemde
'inrichtingstafel'. Dit is een gemeentelijke werkgroep die initiatieven vanuit de stad die betrekking
hebben op de openbare ruimte beoordeelt. De inrichtingstafel beoordeelt of het voorstel financieel,
functioneel en ruimtelijk haalbaar en wenselijk is.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande achten wij de zienswijze deels gegrond en deels ongegrond.