Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 38365] Beoordeling De bestemming van het meest oostelijk gelegen perceel aan de Koraalstraat 64 wordt naar aanleiding van de zienswijze in overeenstemming gebracht met de vigerende bestemming. Voor deze locatie geldt het bestemmingsplan Breda Zuid-Oost. Hierin is deze locatie bestemd als Bijzondere doeleinden' met een bouwvlak dat 100% bebouwd mag worden en een maximale goothoogte van 5 meter. In de huidige verplichte landelijke regelgeving bestaat de bestemming Bijzondere doeleinden' niet meer. Een vergelijkbare bestemming is de bestemming 'Maatschappelijk', die voor deze locatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt opgenomen. Daarnaast wordt hetzelfde bouwvlak met eenzelfde bebouwingspercentage opgenomen zoals in het bestemmingsplan Breda Zuid-Oost is toegestaan. De vigerende maximale goothoogte van 5 meter wordt in het nieuwe bestemmingsplan teruggebracht naar een maximale bouwhoogte van 5 meter. Conclusie Op grond van het bovenstaande achten wij de zienswijze gegrond. 9. G.P.J.M. Boot, 10. B.J. Straver, 11. G.G. Brondijk, 12. H.M. Stolp, 13. M. den Hollander, 14. D. Heeren en A. Heeren-Graus, 15. A.P. van Gorkum en M.J.A. Pijpers, 16. E. Havinga, 17. E.L.J.M. Dorren, 18. E. den Boer Samenvatting a. Indieners hebben bezwaren tegen de wijze waarop het bouwplan voor de Koraalstraat 64 is opgenomen in het bestemmingsplan. In 2009 is een vrijstelling verleend voor deze locatie, maar aangezien er nog geen bouwvergunning is verleend, kon er geen bezwaar worden gemaakt tegen het vrijstellingsbesluit. De bestemming van deze locatie wordt nu gewijzigd, omdat de vrijstelling is verleend. Indiener van de zienswijze is echter van mening dat de vrijstelling moet worden ingetrokken, nu nog steeds geen bouwvergunning is aangevraagd. b. Indiener van de zienswijze heeft tevens bezwaren tegen het bestemmen van een ander deel van deze locatie voor 'Gemengde doeleinden'. Hierdoor zijn veel meer overlastgevende activiteiten mogelijk, zonder dat is onderzocht wat de gevolgen voor de directe woonomgeving zijn. In het vigerende bestemmingsplan was alleen een school mogelijk en enkele andere maatschappelijke voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter, waardoor de kleinschaligheid was gewaarborgd. Verzocht wordt de vigerende bestemming voor deze locatie over te nemen. Beoordeling a. De verleende vrijstelling door het college geeft bepaalde rechten aan initiatiefnemer. Het college heeft destijds ingestemd om voor dit bouwplan op deze locatie af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Het college staat hier nog steeds positief tegenover. Bovendien is de gemeente in het kader van behoorlijk bestuur verplicht om de verleende vrijstelling 1 op1 te vertalen in het eerst volgende vast te stellen bestemmingsplan voor het plangebied waarin de locatie van de verleende vrijstelling is gelegen. Daar komt nog bij dat momenteel landelijke wetgeving wordt gemaakt, die het gebruik van de reeds verleende vrijstelling in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de bouw van het project mogelijk maakt. Daarnaast is in de destijds gevoerde artikel 19-procedure voor een groot deel tegemoet gekomen aan de bezwaren van omwonenden. Zo is een oorspronkelijke woontoren uit het plan geschrapt en is het kantoor ten opzichte van de bestaande woningen over een ruime afstand verder van de woningen verplaatst. Ook wordt voor het meest oostelijk gelegen perceel de kantoormogelijkheid geheel geschrapt. De vigerende bestemming wordt hiervoor teruggelegd (zie ook de beoordeling onder 8). In het kader van voorliggend bestemmingsplan konden opnieuw zienswijzen worden ingediend tegen het bouwplan. Ook bestaat de mogelijkheid van beroep tegen het bestemmingsplan(onderdeel) bij de Raad van State. Daarnaast kan tevens bezwaar worden gemaakt tegen een omgevingsvergunning voor het bouwen. De rechtsbeschermingsmogelijkheden in een bestemmingsplanprocedure zijn hierdoor vergelijkbaar aan die bij een artikel 19-procedure. b. Verwezen wordt naar de beoordeling onder 8. Conclusie Op grond van het bovenstaande achten wij de zienswijze deels gegrond en deels ongegrond. -7-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2011 | | pagina 73